Samenvatting
Aan lager wal Half december, Deventer wordt bedekt door een dikke laag sneeuw. Het jaarlijkse Dickens Festijn is nog nooit zo mooi geweest. De controversiële superwethouder Henriëtte van Woerkom van de lokale partij Deventer Vooruit! zal het festival openen. Maar... waar blijft ze? De lezer belandt in een duizelingwekkend labyrint vol ondoorzichtige belangen, dubieuze vriendschappen, curieuze personages, wraak, misverstanden, maskerades en tragikomische taferelen. Waar ontmoeten boven- en onderwereld elkaar? Van inspecteur Martin Taal en zijn team wordt het uiterste gevergd. Marcel Verreck duikt diep in de ziel van zijn personages en van de stad Deventer met als gevolg een Dickensiaans drama over crisis, ambitie en ingrijpende dilemma's, dat niemand onberoerd zal laten. Een paar fragmenten: Ze gaat even op haar tenen staan en brengt haar gezicht dichter bij het venster. Haar voorhoofd leunt tegen een heldere vrieslucht. Bij de bosrand staat, in vlekkeloze stilte, een ree. Een standbeeld. Dan hoort ze ergens in de witte wereld een serie knallen. De jagers zijn in aantocht. Het standbeeld is verdwenen. 'Hee mevrouwtje, moet ik uw schoorsteentje vegen!?' Ze kijken omhoog. Op één van de stokoude pandjes staat een drietal 19e-eeuwse schoorsteenvegers. Ze oefenen hun rol en proberen hun straattaal op Tanja uit. Iets verderop neemt een authentiek geschminkte bedelaar zijn positie op een paardendeken in. Een chic geklede dame van stand, hoedje in de hand, rookt nog even snel een sigaret. Dan komt er uit een van de huisjes een corpulente, zwetende man. Hij loopt haastig naar het drietal. 'Inspecteur Taal. Goed dat u er bent.' Een uur. Twee uur. Hij weet het niet meer. Er is een beetje licht in de kelder. Niet veel, want het is midwinter en het moet avond zijn. Hij heeft honger en dorst. Zijn hoofd doet pijn.