Samenvatting
In Jaap Scholtens ‘De wet van Spengler’ brengen de broers Spengler hun vroege jeugd in armoede door, tot ze na de dood van de man die zij vader noemen door hun moeder op de trein worden gezet. Ze komen terecht op het landgoed van hun grootouders, met een park met rozentuinen, zwemvijvers en een trappenhuis overladen met hertengeweien, zwijnentanden en kogelbuksen. Daar krijgen ze te maken met een heel ander leven, dat van het uitstervende soort empatische grootindustriëlen. Met een grootmoeder die muntgeld in de kamer laat slingeren om haar kleinkinderen te testen en een chauffeur die op kousenvoeten voor zichzelf eieren mag. Jaren later als de oudste broer plotseling ernstig ziek wordt, moeten de broers weer zijn wat ze uiteindelijk het liefdt zijn: ‘brothers in arms’. ‘De wet van Spengler’ is de excentrieke familiegeschiedenis van de Spengler-broers, maar bovenal is het een monument voor de oudste van hen.