Samenvatting
Haarlem, 1708. Op de kermis moet een beer met een hond vechten. ‘Het was gruwelijk en je moest blijven kijken, net als bij een terechtstelling. Een dierlijke walm hing over het opgewonden publiek. De berenman stond erbij te lachen. Die wist heel goed dat in het menselijk lichaam de afschuw en het genot naaste buren zijn, en dat je bij de één z’n geldkist kan komen via de ander z’n achtertuin.’ Daarom zal ook in deze roman de kermis niet ontbreken. 'Lust en bloed staan op het menu. Maar niet van harte. Zie het als lokaas, honing op de rand van een medicijnbeker, om te helpen de werkelijke inhoud, de goedmoedigheid en theepartijtjes van verlichte lieden, probleemloos door te slikken.’ De Weesmens is een roman over geloof en ongeloof, over de natuur als Gods dienstmaagd en als boze stiefmoeder, over een jeugdliefde en een verstandshuwelijk, een machteloze arts, een weesjongen die niet kan leren, en over lezers die veel, misschien teveel willen weten.