Samenvatting
Als op 2 oktober 2004 300.000 mensen naar het Museumplein trekken voor de grootste vakbondsdemonstratie ooit, lijkt de macht van de vakbeweging groot. Hoewel de eisen om eerder te stoppen met werken worden ingewilligd, blijkt het toch vooral een pyrrusoverwinning.
Meer dan tien jaar later en een financiële crisis verder is de macht van de vakbond verkruimeld; ledenaantallen stagneren, zzp’ers maken een opmars en steeds minder werknemers zien zichzelf als een klassieke arbeider, laat staan dat ze zich organiseren. Bovendien zullen ze moeten doorwerken tot hun zevenenzestigste.
In De vuist van de vakbond analyseert Menno Tamminga de rol van de FNV – met bijna 1,1 miljoen leden nog altijd een van de grootste maatschappelijke organisaties – van 1997 tot heden. Hij onderzoekt de kansen die er nu voor de vakbeweging liggen. Moeten de bonden polderen in Den Haag? Of moeten ze de straat op en de strijd aangaan met werkgevers voor hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden?