Samenvatting
Op een mooie zomeravond in 1929 wordt Thora-geleerde, jurist en schrijver Jitschak Jozef de Vriendt in Jeruzalem doodgeschoten. Het is een aanslag in tijden van een uiterst gespannen politieke situatie. Vooral de Joodse internationale pers wijst al snel met de beschuldigende vinger: met de onbetrouwbare Arabieren is geen zaken te doen. Maar Mr Irmin, baas van de geheime dienst bij de Britse mandaathouder, heeft andere vermoedens. Komt de moordenaar uit de kringen van de zionisten, die voor een Joodse staat vechten en in de orthodoxe De Vriendt een verrader zien? Of is de dader eerder te vinden in de clan van de jonge, aantrekkelijke Arabier Saoed, met wie De Vriendt volgens de geruchten een relatie had? En wat staat er in dat manuscript in De Vriendts aktetas, dat hij niemand liet zien? Als ‘vriend op afstand’ kan Irmin slechts op zijn vermoedens afgaan. Zijn speurwerk in een overweldigend mooi landschap wordt belemmerd door religieus fanatisme en de politieke machtsspelletjes van Arabieren, Joden en Christenen, en iedereen verwijst naar een traditie van meer dan drieduizend jaar oud. Ten slotte bevestigt een anonieme brief Irmin vermoedens en brengt hem op het juiste spoor. De grote werken der literatuur, beweerde Flaubert, zijn tijdloos – en wie Arnold Zweigs magistrale roman nu leest, zal versteld staan hoeveel de wereld van Jitschak Jozef de Vriendt alias Jacob Israël de Haan lijkt op het Israël en Palestina van vandaag.