Samenvatting
De monarchie heeft dezer dagen geen goede pers. Hoogstens wordt zij nog getolereerd als een erfstuk uit het verleden, waarvoor we niet hebben gekozen, maar waar we nu eenmaal opgescheept zitten. Dat we er geen afscheid van nemen, houdt allicht verband met luiheid, hoogstens met sentiment.
De eenzijdigheid van die argumentatie belet dat er een echt debat over de monarchie zou ontstaan. Daarvoor zijn er niet alleen tegenstanders, maar ook voorstanders nodig. Vanuit een hedendaags perspectief. En dat is net het opzet van dit boek, dat drie fundamentele argumenten voor de monarchie presenteert.
In een eerste hoofdstuk gaat de auteur in op de rol die de monarchie heeft gepeeld, maar ook blijft spelen bij het realiseren van een essentiƫle doelstelling van elke staat, namelijk het bewerkstellingen van stabiliteit. De vraag is echter of elke monarchie dat per de nitie doet, of dat een monarchie net aan bepaalde voorwaarden moet voldoen om deze rol goed te vervullen. Kenmerken als neutraliteit, legitimiteit en erfelijkheid blijken er in hoge mate toe bij te dragen dat dit effectief gebeurt.
Het erfelijkheidscriterium brengt ons meteen naar het tweede hoofdstuk, waar de nadruk wordt gelegd op de herkenbaarheid van de monarchie als regeringsvorm. Het familiale karakter van het koningschap sluit nauw aan bij de beslommeringen en ambities van een groot deel van de bevolking. In een derde en laatste hoofdstuk wordt dus nader ingegaan op de fundamentele vreemdheid van vorsten en koningen. Daarbij wordt een spoor getrokken naar het werk van antropologen en losofen, met name James Frazer en Emmanuel Levinas over vreemdheid - waarbij een verband wordt gelegd tussen vreemdheid en ethische machtsuitoefening.