Samenvatting
In een van de tuinen aan het plein stond een prachtige, hoge conifeer. Het was echt een vogelparadijs. Jarenlang bleef alles hetzelfde, tot het in een herfstnacht flink ging waaien. Niets bijzonders, want dat gebeurde wel vaker. Sommige vogels doken dieper de boom in en andere verhuisden naar de klimop, die tegen de schutting groeide. Na een uurtje waaide het niet meer... het stormde! En het werd nog erger. De takken van de bomen op het plein zwiepten heen en weer en braken af. Geen vogel was er meer veilig. Ze vlogen met z’n allen naar de hoge conifeer in de tuin van de mevrouw. Die zwiepte ook vervaarlijk heen en weer, maar er brak geen takje af. Stil en een beetje misselijk zaten ze die stormnacht dicht bij elkaar. Af en toe hoorden ze heftig gekraak. Dat klonk niet best. Angstig vroegen ze zich af wat ze zouden zien als het weer licht werd.