Fragment
Het was inmiddels laat in de middag. In een langzaam tempo konden mensen vertrekken. Ze werden naar de parkeerplaats begeleid, waar ze op aanwijzingen van de agenten met hun auto’s voorzichtig het terrein af konden rijden zonder de plaats van het ongeluk te beschadigen. De plek rondom de twee auto’s was afgezet met politielint. “Laufey?” Dennis kwam naar haar toe. Ze nam snel afscheid van haar geschrokken tante en stopte haar telefoon in haar tas. “Ik zou graag even onder vier ogen met je willen spreken als dat kan.” Hij keek om zich heen om een geschikte plek te vinden. Binnen in het café was het nog druk.
“Dicks kantoor?” suggereerde Laufey.
Het hoofdgebouw was leeg. Ze liepen de trappen op naar de kleine kantoortjes. Ondertussen vertelde Laufey wat er was gebeurd. “Ik ben oké,” zei ze toen ze zijn bezorgde gezicht zag. “Tante Martha komt me zo halen.”
“Heb je Dick gezien toen hij achter het stuur zat?”
“Nee, het ging allemaal heel snel. Ik kon het niet goed zien door al het stof.”
Het kantoor van Dick was verlaten. Dennis sloot de deur achter zich en leunde peinzend tegen de muur aan. “Heeft de camera op de parkeerplaats beelden opgenomen?”
“Ja, ik heb het net even op mijn tablet bekeken.” Laufey was in de brede bureaustoel van Dick neergeploft. “Je ziet dat hij de auto instapt en vol gas op me afrijdt. De botsing zelf is net buiten beeld. Zodra Els toestemming geeft zal ik de beelden met je delen.”
“Was hij dronken?”
Ze snoof. “Als een tor. Je ziet hem haast in zijn auto vallen als hij instapt. Enig idee waaraan hij overleden is?”
De rechercheur schudde langzaam zijn hoofd. “Nog niet. Ik denk dat het heel waarschijnlijk is dat hij achter het stuur gestorven is en in een soort spasme het gaspedaal heeft ingetrapt. Mijn collega’s denken aan een hartaanval, maar…” Hij maakte zijn zin niet af en verzonk in gedachten.
“Jij denkt dat hij misschien vergiftigd is,” vulde ze aan.
Hij keek haar scherp aan, maar zei niets. “Je denkt dat er een verband is tussen Dicks dood, het vergiftigde paard en de camera bij de dierenkliniek,” ging ze verder. “Ik heb zelf ook aan die mogelijkheid gedacht. Er is iets aan de manier waarop Dick naar zijn auto waggelt… Hij heeft niet dat zwalkende van dronken mensen, maar hij maakt schokkende bewegingen. Alsof hij pijn heeft…”
“Kan natuurlijk ook het beginstadium zijn van een hartaanval.” Dennis leek haar nu te testen.
“Misschien. Maar ik zag hem een drankje drinken op het terras. Misschien is het geen gek idee om het glas te bewaren waaruit hij gedronken heeft. Ook zag ik hem uit een zilverkleurige heupfles drinken: die is naast de auto gevallen toen ze hem eruit tilden.”
Hij haalde een klein notitieboekje uit zijn zak en schreef iets op. “Had iemand reden om Dick iets aan te doen?”
Ze dacht aan het gesprek dat ze tijdens de paardrijtocht met Kaylinn gevoerd had. “Veel mensen mochten hem niet, hoorde ik. Zelfs Suzan en de oom van Niels kennen vreemde verhalen over hem en de manege. Hij gedroeg zich erg lomp.”
“Wat voor een vreemde verhalen?”
“Frauduleuze verkoop van springpaarden, sabotage van rallyauto’s, intimideren van jonge ruiters… Hij heeft zowat ruzie met iedereen. Maar of het reden genoeg is om hem te vergiftigen weet ik niet. Hij scheen overigens wel goed bevriend te zijn met de eigenaar van de dierenkliniek.”
“Van Ruysdael? Ja, die heb ik nog niet te pakken kunnen krijgen.”
“Als hij echt zat te knoeien met stambomen van paarden heb je grote kans dat hij zijn telefoon niet op wil nemen. Sinds hij van de camera in zijn kliniek afweet, zal hij zelf wel conclusies hebben getrokken.”
Dennis liep naar hetzelfde raam als waar Melusine een week eerder was uit gesprongen. Hij leunde met zijn handen op de vensterbank en staarde diep in gedachten naar buiten. Zijn gezicht had meestal een vriendelijke uitstraling, maar nu was het vertrokken in een frons. “Ik denk inderdaad dat hij ons ontwijkt. Ons bureau probeert hem nu te traceren aan de hand van zijn telefoon. Volgens zijn assistent maakt hij nu een motorrit naar Italië.”
Laufey dacht aan de zware motor die ze voor de deur van de dierenkliniek had gezien.
“Weet je,” zei Dennis, “mocht Dick inderdaad vergiftigd zijn, dan denk ik niet dat we een gebrek aan aanknopingspunten hebben. Eerder te veel. Ik heb het idee dat er veel meer gaande is op deze manege dan mensen willen zeggen.”
Ze kreeg een idee en stond op. “Daar zou je best eens gelijk in kunnen hebben.” Ze liep naar het overgebleven standbeeld toe. Hoewel de sleutel die ze eerder gevonden had niet meer op het bureau lag, kostte het haar weinig moeite om te beredeneren waar het ding opnieuw verstopt zou zijn. “Dick lijkt me nou niet bepaald iemand met veel fantasie.” Ze reikte met haar hand in de bek van het steigerende paard. Dennis keek verbaasd toe hoe ze de kleine sleutel uit het keramische paard haalde en deze aan hem liet zien. “Kijk, deze vond ik eerder toen Melusine zijn tweelingbroer aan diggelen sloeg.”
“Wat is het?” Hij kwam dichterbij.
“Een kluissleutel.” Ze herkende het model van een ouder type brandkluis.
Dennis keek in het rond. “Heb jij hier ergens een kluis gezien?”
“Nee. Ik heb wel betere dingen te doen dan naar kluizen te speuren. Maar zoals ik al eerder zei, Dick lijkt me niet het type dat veel fantasie heeft voor dit soort dingen.” Ze liep naar de versleten witte bank toe en reikte naar een oerlelijk schilderij van een galopperend paard tegen de achtergrond van een ondergaande zon. Ze pakte de dikke lijst beet en tilde het van de muur. “Bingo!” Een kleine brandkluis was ingemetseld in de muur. Ze keek de rechercheur triomfantelijk aan.
×