Fragment
De exercitieplaats ligt er verlaten bij. Het is 14 mei 1940 als dit verhaal begint.
Zojuist zijn twee Duitse jachtbommenwerpers laag overgevlogen om daar hun dodelijke landing te lossen. Elke bommenwerper droeg twee zware fosforbommen.
Maar omdat de piloten kennelijk nog weinig ervaring hadden, zijn die in het weiland en het bos naast de kazerne ontploft, zonder dodelijke slachtoffers maar wel met zeer hete branden in het bos. Het vuur van het fosfor is zo heet dat het niet oranje van kleur is maar wit. Spierwit vuur is zichtbaar in de kraters waar de munitie ontploft is.
De soldaten die dienst hebben sinds het moment dat de Duitsers bij de Nederlandse grenzen binnentrekken, hebben de angst in de benen. Het zijn geen doorgewinterde soldaten. Nee, eigenlijk zijn het broekies die hun vaderland moeten verdedigen. Hun bewapening is minimaal omdat in de aanloop naar deze oorlog de regering niets had gedaan om het leger te moderniseren. Maar de kazerne staat er nog op de Edese Dreef aan de rand van het dorp Ede. Willem de Graaf is net negentien als hij in het leger moet omdat in die tijd er dienstplicht is.
×