Samenvatting
Grenchen, Zwitserland, december 1918. Wanneer 's lands beste uurwerkmaker Thomas Fischer gevraagd wordt een klokje passend te maken voor een nieuw model polshorloge, betwist hij de haalbaarheid daarvan. Toch kómt dat polshorloge er, een Favre-Leuba. En de wijzers van één exemplaar beginnen een bijkans magisch-realistisch verhaal bij elkaar te tikken. In De vergankelijkheid der dingen is de mens een speelbal van de tijd, op het letterlijke af. De verhalen, deelverhalen, buitelen over en langs elkaar heen in een tijdsbestek van een eeuw, in een gebied grofweg gesitueerd tussen Zwitserland en Colombia en Curaçao. De Brabander laat zijn personages los zoals gemakzuchtige ouders hun kinderen in een aftands pretpark. Je kijkt ernaar en schudt het hoofd, maar verkneukelt je heimelijk bij wat het noodlot misschien nog in petto heeft. Het glaswerk van het horloge fungeert als raamwerk van de vertelling. De Favre-Leuba gaat van hand tot hand, of eigenlijk van pols tot pols: van pensionado tot antiekhandelaar, van drugsdealer tot schoonmaakster. De tijd als parasiet, als scherprechter. Wanneer stopt bij wie het tikken? En waarom? De vergankelijkheid der dingen rijgt diverse levens aan elkaar zoals een rozenkrans kralen. Het ene kraaltje wat groter, wat gepolijster dan het andere, en in het tikkend doorschuiven van al die kraaltjes ontvouwt zich een bijzonder literair tijdspad. Eric C. de Brabander (1953) debuteerde in 2009 met Het hiernamaals van Doña Lisa. Daarna volgden in Hot Brazilian Wax of het Requiem van Arthur Booi in 2011 en De supermarkt van Vieira in 2013 en Het dilemma van Otto Warburg in 2016. De vergankelijkheid der dingen is zijn vijfde roman.