Samenvatting
Timo Wolters, advocaat in Roermond en al dertig jaar woonachtig in Horn, wordt wakker na een nachtmerrie. Hij heeft gedroomd dat hij thuiskomt van het werk en dat zijn huis, zijn vrouw en zijn kinderen verdwenen zijn. Bij navraag bij de buren, blijkt dat ze hem en zijn gezin niet kennen. Maar gelukkig, hij is wakker en alles lijkt gewoon. Terwijl hij zich scheert, overdenkt hij de komende werkdag. Spanningen op zijn kantoor en in zijn huwelijk noodzaken hem, om de druk in zijn hoofd te minderen, een pilletje xanax en een tabletje seroxat te nemen. Hij rijdt naar Roermond, maar halverwege de Hornerweg, met rechts en links de waterplassen van Hatenboer en De Weerd, ziet hij opeens dat de contouren van de stad zijn verdwenen. Hij vermoedt dat het nog iets te maken heeft met zijn droom, een stad kan niet ineens zijn verdwenen, zeker niet als hij de contouren weerspiegeld ziet in het water. De verdwenen stad is een roman over het leven van een advocaat in een kleine stad, waar iedereen die meent er toe te doen elkaar kent. In zijn jonge jaren droomde hij van een roemrijk leven als advocaat in grote zaken zoals zijn collega's van kantoor en zijn beroemde en beruchte confrater Kolkowitz. En een succesvolle carrière in de politiek. In plaats daarvan is hij blijven steken in de ruzies van middenstanders over vlaggenmasten of stoeptegels. Op deze ochtend vindt hij Roermond niet en verdwaalt hij in een zoektocht naar de stad, maar vooral in de zoektocht naar zichzelf. Een man die zichzelf verloren is in de kleine wereld van een provinciestad met corrupte politici en in de tijd achtergebleven priesters van een vermolmde Kerk, die lijdt onder het trommelvuur van de pers die de misdaden door religieuzen aan de kaak stelt. Ton van Reen (1941) is auteur van tientallen romans (o.a. Het Winterjaar, Roomse meisjes, Concert voor de Führer, Gestolen Jeugd) en jeugdboeken (o.a. De bende van de bokkenrijders). Daarnaast schreef hij talloze hoorspelen.