Fragment
(blz.115-117, uit Hoofdstuk 15))
'Davy, waar blijf je nou?'
Sam had al een rondje op de bunker gelopen. De vuilniszak stond op de grond, naast de ingang.
'Een perfecte plek om de zak hier te verstoppen,' riep hij naar Davy. 'Maar nogal griezelig, ik ben net naar binnen geweest.'
Hij sprong van de bunker af, toen Davy aan kwam lopen en trok hem mee, tot aan de ingang. Met zijn zaklamp scheen hij naar binnen. De lichtbundel was erg zwak.
'Wat hoor ik?' Ze stonden stil en luisterden naar een ritselend geluid in een hoek van de bunker. Davy duwde Sam opzij en liep verder. Na enkele meters stopte hij.
'Muizen, of... is het iets groters?'
Sam kwam nu ook dichterbij en samen staarden ze in het donkere gat. Er was een dun straaltje licht te zien, dat door een spleet naar binnen scheen.
'Het is een nest volgens mij,' stamelde Sam. 'Ik vind het maar niets. Laten we hier weggaan.'
'Nee, waarom? Het lijkt me veilig. Met wat takken eroverheen ziet niemand de zak liggen.'
'Oké, maar ik ga niet verder dan dit. Blijf jij maar hier. Ik haal de zak wel even op.'
Sam draaide zich om en liep meteen de bunker uit.
'Spruitjes!' schreeuwde hij door de ingang naar Davy binnen. 'Waar is de zak?'
'Wat?! De zak is toch niet weg?' gilde Davy terug. Hij wilde al naar buiten rennen, maar omdat het donker was stootte hij zijn hoofd keihard aan iets wat uitstak aan het plafond. Met een smak viel hij achterover op de grond.
'Oh niets,' riep Sam terug. 'Ik keek niet goed en dacht dat hij verdwenen was. Geintje, hahaha!'
Hij ging de bunker weer in en sleepte de zak over de grond. Opeens bleef hij staan. Hij miste de stem van Davy. Abrupt liet hij de zak los, pakte de zaklamp en scheen alle kanten op. Maar de batterij was zo zwak, dat het licht meteen weer uit ging.
Hij probeerde rond te kijken, maar zijn ogen waren nog niet gewend aan het donker.
'Davy? Waar ben je? Zeg nou wat. Het is geen tijd om verstoppertje te spelen. Alsjeblieft.' Angstzweet begon te parelen op zijn voorhoofd en hij wreef het met zijn arm snel weg.
'Davy?' riep hij nogmaals benauwd.
Opeens hoorde hij, recht voor zich uit, gekreun op de grond. 'Davy, ben jij dat?'
********
×