Fragment
Er is iets in zijn ogen, wat haar aan de maan doet denken. De aannemer had gezegd dat de Fin haar wel kon verstaan, maar zelf nooit sprak. Als ze dat vervelend vond, kon ze een ander krijgen, maar dan was er een wachttijd. Spreken is zilver, ik ga voor goud, had ze geantwoord. De aannemer kende niemand die beter in zijn vak was dan de Fin. Gouden handen had hij, inderdaad, maar ze moest wel geduld hebben. Men zei dat hij steenhouwer was.
Ze vraagt of hij wat drinken wil, maar hij kijkt omhoog langs het kleine huis. Boven het raam barst de gevel uit zijn voegen. De bakstenen stuwen onder het gewicht naar voren. Waarschijnlijk moet er een latei geplaatst worden om het gewicht te verdelen, zodat de stenen op hun plek zullen blijven. Daarna moet de boel opnieuw gemetseld worden. Hij strijkt met zijn hand langs de stenen. Zijn han¬den zijn minder grof dan ze zich bij een steenhouwer had voorgesteld. Hij kijkt naar de deur en dan naar haar hoofd. Ze weet wat hij denkt. Ze is te lang voor de deur, voor het huis, maar lange mensen wonen niet per se in hoge huizen. Hij is juist klein, precies wat ze zich bij een steenhouwer had voorgesteld. Waarom, weet ze eigenlijk niet.
×