Samenvatting
Hij neemt me op schoot, vertelt over onze soort, de Hades in de aderen die alles schoonwoedt. Het gat tussen zijn ogen dat zich vol met inkt zuigt dat zich sluit. Ik kruip tegen hem aan, hij knikt, gelooft niet dat er in een ballpointpunt ook een kogel zit. De steen vreest mij volgt een familie die zich langzamerhand terug trekt uit het bestaan. Met humor en precisie legt Deckwitz verbanden bloot waar we zelf niet voor kiezen maar die ontstaan door zwijgend naast elkaar te ontbijten en te leven aan de rand van een bos vol wilde eiken. Taal en beeld kantelen en trekken het tapijt van geschiedenis, maatschappij en voorouders onder de voeten vandaan.