Samenvatting
De claustrofobische Juliën Holtrigter zit vaak op het dak van zijn huis. Ook in zijn poëzie zoekt hij de ruimte op, de zee, het uitzicht, de wolkenluchten. Daarnaast duikt hij in De sprong van de vis in het diepe van zijn verleden. En vanuit zijn maatschappelijke betrokkenheid probeert hij achter de dingen te kijken, voorbij de hectiek en de waan van de dag. Mededogen met de fragiele mens kenmerkt ook zijn zevende dichtbundel. In het tanende licht van oktober, niets is blijvend, landt een wolk op het water. Een vis springt, valt terug in zijn lijfgoed, verzilvert de stilte. Met mijn langzaamste pen schrijf ik: tijd is een zeer kleine ruimte maar op dit eiland onder de hemel kom ik op adem. Bij deze weidsheid verbleekt alle wijsheid, dit uitzicht blaast al het denken het hoofd uit. Tederheid regent, hulpeloos is het licht, hoe spartelt de vis. Wat je niet kan bevatten en zich toch helder meedeelt.