Samenvatting
Vlak na de dood van zijn vrouw vertrekt de schrijver Peter Matthiessen, samen met de bioloog George Schaller, voor een barre tocht van meer dan 400 kilometer, dwars door de Himalaya. Hun doel is het bereiken van de Kristalberg, hoog op het Tibetaanse plateau, om daar de bharal – de blauwe schapen – te observeren tijdens hun bronsttijd in de herfst. Omdat de Lama van Shey Gompa, het oude boeddhistische heiligdom op de Kristalberg, het doden van dieren verboden had, zouden de bharal daar talrijk zijn, en waar veel schapen voorkomen zou eveneens het zeldzaamste en mooiste dier kunnen verschijnen: de ‘onzichtbare’ sneeuwluipaard. De hoop om van dit haast mythische beest ook maar een glimp op te vangen was al reden genoeg voor de hele reis. Elke zware tocht is een ervaring die het leven van de reiziger op de proef stelt, maar voor Peter Matthiessen, die zich al jaren met het Zenboeddhisme bezighield, was het eveneens een belangrijk innerlijk keerpunt. In flitsen overziet hij zijn leven, zijn huwelijk, de relatie met zijn kinderen en zijn zoeken naar een doel, een bestemming. Steeds dieper dringt hij door in de betekenis van zijn eigen leven en vergelijkt dit met de Tibetaanse levensfilosofie van de mensen uit de streek waar hij doorheen trekt. Zijn diepe persoonlijke betrokkenheid maakt De Sneeuwluipaard tot een schitterend en zeer bewogen verslag, een ‘ware pelgrimstocht’.