Fragment
Ze waren door kale woonwijken gedwaald waar de huizen in strakke, identieke rijen stonden, door winkelcentra waar alles gratis, uitverkocht of bedorven was, over industrieterreinen waar vossen en konijnen hun oeroude spel op grijze asfaltvlaktes speelden en langs velden die hun levensdrift over hun randen lieten gulpen en alle scheuren, barsten en spleten met hun uitlopers voegden. Ze zagen plekken die Michael al honderd keer gezien had, steeds anders en toch hetzelfde, want Nederland was een deken met een homogeen patroon. Hij wist dat hij hier doorheen was gekomen, een halfjaar eerder, voordat hij de groep en Panda had gevonden. Herinneringen die zo transparant waren dat hij ze over iedere woonwijk, ieder winkelcentrum en ieder industrieterrein kon leggen – hier, twee straten verderop of in het volgende dorp, het was allemaal eender. Wat wist hij eigenlijk nog van de afgelopen tien jaar? Een handvol beelden, nauwelijks genoeg om een geschiedenis van aaneen te rijgen. Maar zo vaag als die herinneringen waren, zo scherp tekenden de afgelopen maanden zich in zijn gedachten af, vanaf het moment dat hij zichzelf in de spiegel had bekeken, het hockeymeisje had gevonden en daarna de raaf en de beer gezien had. Een ketting van gebeurtenissen, geschakeerd op zo'n manier dat er een heimelijke boodschap in verwerkt leek, een mysterie waar hij zich steeds meer gewaar van was, dat zich naar alle hoeken van zijn leven uitstrekte, maar waar hij het gewicht niet van kon uitdrukken en waar hij slechts stamelend wat over kon vermelden.
×