Fragment
Albert had tot dan gezwegen, maar nu Meindert zijn ouders in het nauw bracht, trok hij ineens fel van leer. ‘Jij hebt Joodse vrienden op school. Weet je wel wat er in Duitsland met hen gebeurt? Er zijn niet voor niets zoveel Joden op de vlucht geslagen. Dat lot wacht jouw vrienden ook. Zij zijn hun leven niet meer zeker als Hitler zijn zin krijgt, daar ben jij blind voor.’
‘Wat? Blind? Ik? Als er hier mensen blind zijn dan zijn jullie het wel en jij al helemaal. Jij bent niet van school gehaald. Jij hield lekker je mond toen vader moest gaan stempelen. Mijn toekomst is vernield. Ik kan de HBS niet afmaken. Heb jij daar ooit oog voor gehad? Ik ben echt niet blij dat het oorlog is. Ik ben wel blij dat er een nieuwe orde in dit land komt en daar wil ik mijn steentje aan bijdragen. Als je dat maar weet.’ Het bleef lang stil na deze tirade. De woorden kwamen als donderslagen uit Meinderts mond. De anderen zwegen beduusd. ‘Zonder de Duitsers had u nu nog lopen stempelen vader, dat beseft u toch wel?’
×