Fragment
Om zes uur schrok Carla wakker van de telefoon die naast haar bed stond. Het was de huisarts. Dat was snel!
‘Hallo Carla, je bent vanmiddag in het ziekenhuis geweest voor bloedonderzoek.’ ‘Ja, dat klopt,’ antwoordde Carla met enigszins onvaste stem. ‘Ik heb helaas niet zo’n goed bericht,’ zei de huisarts. ‘Je moet er namelijk rekening mee houden dat je waarschijnlijk acute leukemie hebt’.
Het was even stil aan de lijn. ‘Leukemie?’ herhaalde Carla langzaam met ongeloof in haar stem. ‘Ja, de witte bloedlichaampjes geven een sterk afwijkend beeld,’ voegde de arts toe.
Haar mond werd droog, maar ze wist uit te brengen: ‘Jeetje, u laat me hier wel enorm van schrikken,’ zei Carla, die de toon van de arts niet bepaald als inlevend ervoer.
‘Dat begrijp ik,’ zei de huisarts. ‘Maar ik wil je vragen je om morgen om twaalf uur in het ziekenhuis te zijn voor verder onderzoek. Op dit moment kan ik er verder niet veel aan toevoegen,’ en hij hing op. Hoewel overvallen door het bericht zelf, vroeg ze zich af of hij dit bericht niet even persoonlijk had kunnen brengen. Zijn praktijk bevond zich vijf kilometer verderop, maar hij woonde slechts een paar honderd meter van Carla’s huis. Waarschijnlijk zou hij niet veel later voorbij rijden.
Met de telefoon in haar handen zat Carla als verdoofd rechtop in bed.
Ze was klaarwakker. De wereld stond stil, ze was alleen in huis en staarde wezenloos voor zich uit. Het bericht drong amper tot haar door. Leukemie? Niet goed, niet goed... Langzaam liep ze de trap af naar beneden op zoek naar de medische encyclopedie. Zenuwachtig bladerde ze door de pagina’s. Daar stond het inderdaad: bloedkanker... Snel las ze alles wat er over geschreven stond en ze herkende de symptomen direct. Het werd haar heel erg duidelijk dat dit echt serieus foute boel was. De schrik sloeg haar om het hart en haar maag trok samen. Wat moest ze doen, wie kon ze bellen. Ga ik vannacht al dood?
×