Samenvatting
In dit veelgeprezen boek richt Rüdiger Safranski zich op de grote geestelijke stroming rond 1800: de Romantiek. Hij beschrijft het tijdperk van Schlegel, Tieck, Novalis, Fichte, Schelling, Eichendorff en E.T.A. Hoffmann, een tijdperk van losgeslagen genieën die vol verlangen en met de nodige ironie op weg gaan naar het grenzeloze en het geheimzinnige. De Romantiek was een voortzetting van de religie met esthetische middelen. Aan de Romantiek kwam onvermijdelijk een einde. Maar het romantische leeft voort: als geesteshouding in de poëzie, in de muziek, in de filosofie, in het alledaagse leven en niet in de laatste plaats ook in de politiek.