Samenvatting
We bevinden ons in het jaar des heren 1416. Temidden de jachtvelden van het slot Champtoce raast er een trotse jachtstoet zijn prooi na, een prachtig edelhert. Het opgejaagde dier, gewond door de vele pijlen wordt in het nauw gedreven en wacht de genadeslag af. In de jachtstoet bevindt er zich een kleine jongen, Gilles de Rais, die van zijn grootvader, Jean de Craon het dier de genadestoot moet geven. Inmiddels bemerkte deze dat er iets geklemd zat tussen het gewei van het dier. Wanneer de kleine Gilles aarzelt maakt zijn grootvader het werk maar af. Hij haalt het voorwerp, een beker uit het gewei en vult deze met bloed van het dier. Hij verplicht zijn kleinzoon om ervan te drinken. Achteraf blijkt de jongen alleen nog oog te hebben voor de mysterieuze kelkā¦.