Samenvatting
Bij het vallen van de avond rennen twee kinderen, zus en broer, angstig door het grote woud. Ze zijn op de vlucht voor de Ghüüls. Plots doemt er voor hen een grote schaduw op en ze zetten het op een gillen. De rode ridder wil hen duidelijk maken dat ze geen schrik hoeven hebben maar ze zijn reeds verder gevlucht. Terwijl Johan zicht afvraagt wat de kinderen zo schrik aanjaagt komen er lelijke wezens uit de stuiken. Zijn paard wordt angstig en waarschuwt op deze manier Johan voor de verraderlijke aanval. De Ghüüls duiken op Johan in maar met een paar zwaaien van zijn zwaard weet hij ze uit te schakelen. Zijn nieuwsgierigheid is aangewakkerd en hij vraagt zich af waar die wezens vandaan komen en waarom ze de kinderen achterna zaten. Hij zet sporen naar het dorp iets verder op en hoopt dat de kinderen Kathia en Yoni, hem meer kunnen vertellen.