Samenvatting
EEN BELGISCHE OPERATIE ‘DOOFPOT’
Arsène Goedertier geldt sinds 1935 als “de dief van het Lam Gods”. Die koster-wisselagent uit Wetteren zou in de nacht van 10 op 11 april 1934 het paneel van Sint-Jan de Doper en dat van De Rechtvaardige Rechters hebben weggenomen uit de Joos Vijdkapel in de Gentse Sint-Baafskathedraal. In vier publicaties (1966, 1968, 1994 en 2005) omschrijft voormalig politiecommissaris Karel Mortier de Wetterse koster-wisselagent als “de dader”.
Toch had de Duitse onderzoeker Henry Koehn reeds in oktober 1942 uitdrukkelijk gesteld dat de panelen niet werden weggenomen door Arsène Goedertier. De schrandere amateur-detective had wél zelf de dieven ontdekt onder de Gentse geestelijken en van hen de twee schilderijen gekregen. Daarna onderhandelde Goedertier, als de anonieme D.U.A., met Mgr. H. Coppieters. Die bisschop van Gent kreeg gratis het paneel met Sint-Jan de Doper terug. Voor het tweede paneel, de Rechtvaardige Rechters, moest echter één miljoen BEF betaald worden. Het gerecht verzette zich daartegen en de onderhandelingen mislukten. De Rechtvaardige Rechters zijn nog steeds niet terug bij de rest van het altaarstuk.
In 2002 bevestigt grondwetspecialist Prof. Robert Senelle tegenover de Brusselse historicus Paul De Ridder uitdrukkelijk de verklaringen van Koehn: Goedertier was slechts een figuur van vierde of vijfde rang (sic!). Hij fungeerde echter na zijn plotse dood als de ideale zondebok.
Op de koop toe stelt Senelle formeel dat de Rechtvaardige Rechters al teruggevonden werden … kort na de dood van Goedertier (+ 25 november 1934). Het paneel was echter zwaar beschadigd. Er dreigde een groot schandaal omwille van de betrokkenheid van clerici. Daarom werd heel de zaak vakkundig in de doofpot gestopt … tot de huidige dag.
Tussen 2002 en 2013 werkt Prof. Robert Senelle intens samen met Paul De Ridder om deze compromitterende zaak discreet en zonder schandaal op te lossen. Senelle, destijds direct medewerker van Eerste Minister Achiel Van Acker, beschikte over uiterst gevoelige informatie over een aantal netelige Belgische dossiers, waaronder “het Gentse”.
Dr. De Ridder brengt in dit boek voor het eerst een grondige analyse niet alleen van het cruciale onderzoek Koehn maar ook van de studies van Karel Mortier. Die onderzoeker heeft zeer verdienstelijk werk geleverd. Hij heeft echter nooit de conclusies getrokken die voor de hand liggen. De Ridder doet dit wel:
•Arsène Goedertier is niet de dief, wel “nonkel kanunnik!”
•De Rechtvaardige Rechters werden al teruggevonden kort na de dood van Arsène Goedertier, maar dit wordt verborgen gehouden.
In dit boek onthult Paul De Ridder nog veel méér …
Over de auteur
Paul De Ridder (° Ukkel, 1948) promoveerde anno 1977 aan de Gentse Rijksuniversiteit tot Doctor in de Middeleeuwse Geschiedenis. Zijn proefschrift was gewijd aan Jan I (1267-1294) en Jan II (1294-1312), hertogen van Brabant. Tussen 1979-1988 inventariseerde Dr. De Ridder het omvangrijke archief van de Brusselse kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele. (1047-1797) Bovendien verrichtte hij fundamenteel onderzoek naar het taalgebruik te Brussel vóór 1794.
Omwille van zijn jarenlange inzet voor het Brusselse cultuurhistorische patrimonium werd Paul De Ridder in 1997 onderscheiden met de “ANV-Visser-Neerlandiaprijs voor Persoonlijke Verdiensten.” Deze prijs, ingesteld door de Joodse en vrijzinnige Nederlander Herman Lodewijk Visser (+ 1943), beloont personen die zich belangeloos voor de gemeenschap hebben ingezet.