Samenvatting
‘De poel’ is Pauline de Boks nieuwste beschouwing op mens en natuur. In ‘De poel’ trekt De Bok zich terug in het noordoosten van Duitsland, waar ze rondscharrelt op haar erf, omringd door bossen, meren en industriële landbouw. Voor het eerst in twintig jaar blijft de poel achter haar koeienstal droog. Ze zoomt in op de levende wezens met wie ze haar plek deelt, van de grote dieren waar ze op jaagt tot het gewemel en gekrioel dat een mensenoog nauwelijks ziet. Een schorskever belaagt de bossen, een virus de wilde zwijnen en op een dag wordt ook de mens door een pandemie overvallen. De klappen die het ecosysteem al jaren onder-gaat maakt De Bok in ‘De poel’ op een verhalende manier voelbaar. Tegelijkertijd weigert ze de moed te verliezen en poogt ze het tij te keren. Ze legt een leemplas aan voor de zwaluwen, vleermuizen en insecten, ze vecht tegen kleefkruid en bramen. Maar helpt het? In De Boks oeuvre is de mens een dier te midden van de andere dieren. Meer nog danin haar vorige boeken zoekt ze in ‘De poel’ een taal die doordringt in de wondere, levende wereld om ons heen. Wat is eigenlijk onze plaats in de natuur? Wordt het niet hoog tijdguller te zijn met onze aandacht, en behoedzamer als we ingrijpen?