Samenvatting
De overwintering van Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck op Nova Zembla is in het collectieve geheugen van Nederland gegrift. Veel minder bekend zijn de overwinteringen van Nederlanders op Jan Mayen en Spitsbergen. De Noordse Compagnie liet in 1633 zowel op Jan Mayen als Spitsbergen zeven vrijwilligers overwinteren, enerzijds om ervaring op te doen met het barre klimaat in het kader van verdere kolonisatie en exploitatie van de eilanden, anderzijds om de nederzettingen en installaties voor de walvisverwerking te beschermen tegen Baskische en Duinkerker kapers die ze buiten het seizoen plunderden. Een van de overwinteraars op Jan Mayen hield een verslag bij dat nu voor het eerst in een hedendaagse bewerking verschijnt. Het is een van de weinige persoonlijke getuigenisssen uit de beginperiode van de Nederlandse walvisvaart. Op het eerste gezicht is het journaal een ietwat routinematige opsomming van weersomstandigheden en dagelijkse activiteiten, maar het persoonlijke leed dat gaandeweg op haast achteloze wijze in het verslag sluipt, geeft het verhaal een diepere lading die doet denken aan de beste verhalen van Hemingway.