Samenvatting
In november 1918 kwam de Eerste Wereldoorlog na vier jaar ten einde, maar in de hoofden van Nederlandse tijdgenoten galmde het moderne, industriële geweld nog lang na. Berichten over luchtbombardementen, gifgassen en andere nieuwe wapens vormden een bron van grote zorgen: als de Eerste Wereldoorlog al zo vreselijk was, hoe veel erger zou een volgende oorlog dan worden? Van de vroege jaren twintig tot aan de Duitse inval in mei 1940 hielden opiniemakers, politici, militairen en burgers zich met die vraag bezig. Aan de hand van kranten en tijdschriften, toneelstukken en films, oorlogsromans en militaire demonstraties brengt Wouter Linmans de herinneringen, fantasieën en toekomstverwachtingen uit deze periode opnieuw tot leven. Het resultaat is even veelzijdig als verrassend en werpt nieuw licht op de Nederlandse cultuur van de jaren twintig en dertig. De oorlog van morgen laat zien hoe mensen hun angst in beelden proberen te vangen en hoe moeilijk het is om een accuraat beeld te vormen van de toekomst. Wouter Linmans (1989) studeerde geschiedenis in Leiden. De afgelopen jaren was hij als promovendus verbonden aan de Universiteit Leiden, waar hij momenteel als docent werkzaam is. Hij is met name geïnteresseerd in de culturele geschiedenis van Nederland in de eerste helft van de twintigste eeuw.