Fragment
De drukte van de stad bood haar in de vroege uurtjes anonimiteit. Een sirene loeide in de verte. Het dreunde in Caja’s oren. Op elke straathoek verscheen nieuw leven. De schoonmakers in hun neon-oranje pakken die de alsmaar aangevulde berg troep gestaag opruimen. De toeristen die met hun te grote koffers over de klinkers hobbelen, op weg naar het grote stationsgebouw. De etalages, de een volledig in het donker gehuld, de ander verlicht zodat jij, zelfs als de winkels dicht zijn, gegrepen kan worden door iets dat voor twee weken als perfect moet doorgaan en dan alweer passé is. De auto’s die zich haasten over de smalle straten, wellicht op weg nieuw leven te vervoeren. Het oude leven dat niets kent dan de harde plaveisels en met geluk tijdelijke beschutting, een bankje waar niet is gepoogd geslaap te weren.
×