Samenvatting
Een dichtregel, de gevleugelde woorden: ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’. Sinds 1934 is het sonnet ‘De moeder de vrouw’ van Martinus Nijhoff (1894-1953) een moeilijk weg te denken ijkpunt en een anker in de Nederlandse poëzie. Het vers maakte school en kreeg een plaats tussen de moderne klassieken. Het sprak aan door de heldere beelden van de zingende vrouw, stoer bij ’t roer en de nieuwe brug die overkanten in het laagland verbindt. De dichtkunst ná Nijhoff draagt er de duidelijke sporen van in ruime citaten, toespelingen, in parodie en pastiche, rechtstreekse ontlening, tribuut aan het meesterschap én pogingen tot evenaring. Het gedicht kan het in zijn eenvoudige directheid zonder verklaring stellen. Toch sloegen en slaan de exegeten toe: de dichter (en zijn gedicht) zijn omstandig en vaak wijdlopig van diepere bedoelingen voorzien. Mythe, mysterie en de eenvoudige werkelijkheid. Nijhoff nam er – meestal geamuseerd – kennis van. De dichter-schrijver Andreas Oosthoek plaatst er in zijn opstel enkele kanttekeningen bij. Het boekje verschijnt in de Boekenweek 2019, die als thema de titelregel ‘De moeder de vrouw’ kreeg. Deze aantekeningen maken deel uit van het meer omvangrijke project Nijhoff, Wind en Storm, dat bij Uitgeverij Cossee ontwikkeld wordt. Andreas Oosthoek stelt zijn archief met de gegevens van de familie Nijhoff open en voorziet ze van zijn persoonlijke aantekeningen, voordat ze hun weg vinden naar publieke en particuliere collecties.