Samenvatting
Het menselijke geheugen is door de eeuwen beschreven in termen van kunstmatige geheugens. De oudste prothese voor het herinneren, het schrift, gaf Plato de mogelijkheid het geheugen te vergelijken met een wastablet. In de middeleeuwen was het geheugen een codex of boek, waaraan de ervaring telkens een ander hoofdstuk toevoegde. In de renaissance verscheen de camera obscura als metafoor voor het visuele geheugen. De uitvinding van de fotografie en de fonograaf, de belangrijkste kunstmatige geheugens na het schrift en voor de computer, maakte het mogelijk het geheugen te beschouwen als een instrument voor het conserveren en reproduceren van zintuiglijke prikkels. Voor oog en oor zijn in onze tijd tal van kunstmatige geheugens beschikbaar: computers, cd-schijven, hologrammen, neurale netwerken - technieken die beeld en geluid verplaatsbaar maakten in ruimte en tijd en als metaforen hun weg hebben gevonden naar theorieën over de werking van het geheugen.
De metaforenmachine is een geschiedenis van het geheugen, verteld in metaforen. Het relaas verhaalt van de mnemotechniek van de oudheid en de toegewijde omgang met het gememoriseerde woord in de middeleeuwse kloosters, van de proeven met fosforescentie tijdens de wetenschappelijke revolutie, de landschappen van de romantiek en de fotografische en cinematografische procédés van de negentiende eeuw, van de holografie en het computergeheugen van tegenwoordig. De telkens wisselende vergelijkingen hebben het geheugen een uiterst gevarieerde iconografie gegeven. De metaforenmachine maakt zichtbaar hoe ons beeld en begrip van het geheugen is beïnvloed door technologische veranderingen.
Voor De metaforenmachine ontving Douwe Draaisma vanwege het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) de Heymans-Prijs.