Samenvatting
Huizen uit de jaren dertig zijn erg populair. Was in de zeventiende eeuw het bezit van een grachtenhuis een statussymbool voor de geslaagde burger, nu geldt dat voor het huis uit de jaren dertig. De doelgroep voor de ruime wijken waarin deze robuuste, schilderachtige huizen te vinden zijn, rijk aan details als glas-in-loodramen, brede dakoverstekken en prachtige bakstenenarchitectuur, was aanvankelijk dan ook de welvarende burgerij uit de hogere middenklasse die buiten de stad wilde wonen. Maar waarom spreken de architectuur en het woonmilieu nog altijd zoveel mensen aan? En waarom wordt de stijl van de jaren dertig veelvuldig nagevolgd in moderne buitenwijken? In een zeer toegankelijke stijl ontleedt Joost Kingma de oorsprong en de magie van het huis uit de jaren dertig aan de hand van voorbeelden in streken waar men graag buiten woont: de forensendorpen en tuinwijken in bijvoorbeeld de binnenduinrand van Den Haag tot Bergen, in het Gooi, op de flanken van de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwezoom en de Hondsrug. Joost Kingma (1950) promoveerde in 2012 aan de TU Delft op zijn langjarige stedenbouwkundige onderzoek naar de karakteristieken van particuliere tuinwijken uit het interbellum. De magie van het jaren dertig huis is daarop gebaseerd.