Samenvatting
In 'De Kunst van het versieren' neemt de auteur de lezer mee naar het Amsterdam van 1963 toen hij voor het eerst het ouderlijk huis verliet en te midden van de dames van lichte zeden een eigen woonruimte betrok op de Oudezijds Achterburgwal. Feesten, jazz, de Phonobar, de Cave, de Groene Calebas de Cotton Club, uitzendbaantjes, bromfietsen, kommer en kwel op liefdesgebied en geschiedenis van zijn geboortestad passeren de revue in dit met onderkoelde humor vertelde verhaal.
Herinneringen van de auteur aan zijn adolescententijd in de jaren zestig. Frank van der Heul (1942) groeide op in Amsterdam Oud-West; hij ging op zoek naar de liefde, eigen woonruimte (ondermeer in de ‘warme buurt’) en probeerde zich via allerlei obscure uitzendbaantjes een inkomen te verwerven. In deze memoires figureren onder andere de Blauwe Tram naar Zandvoort, kauwgomplaatjes, brommers, jazz in de Phonobar op het Thorbeckeplein, huisjesmelkers, een liftreis naar Parijs en de rommelmarkt op het Waterlooplein. Zijn stijl is opgewekt, robuust en sterk verhalend, net alsof hij in de kroeg voor een gewillig gehoor staat. Soms roept de ene herinnering enkele andere op, waardoor hij een neiging tot afdwalen vertoont. Vooral nostalgie voor babyboomers. Van der Heul publiceerde eerder ook over de geschiedenis van het snelverkeer en maritieme historie.