Samenvatting
Stoop is een briljante student kunstgeschiedenis aan de Leidse universiteit in de jaren zestig van de vorige eeuw. Het is de periode dat Leidse kopstukken als Lunsingh Scheurleer en Van de Waal hun stempel drukken op de Nederlandse kunstgeschiedenis. Stoop heeft alle belangrijke tentamens gedaan en moet alleen nog zijn doctoraalscriptie schrijven, maar heeft moeite met het kiezen van een onderwerp. Zijn ideeën gaan alle kanten op en zijn onderzoek wordt door zijn begeleiders te historisch gevonden. Stoop is begaafd maar ook sociaal onhandig, hij droomt van een wetenschappelijke loopbaan, maar is weinig doortastend en daarnaast ook nog eens te goed van vertrouwen. Met zijn beste vriend Andrew overweegt hij om een antiekhandel te beginnen. Wanneer hij in het Leidse Venduehuis een ogenschijnlijk oninteressant beeld koopt en ontdekt dat het bijzonder waardevol is, maakt zijn studie- en huisgenoot Paul misbruik van zijn goedgelovigheid. Stoop komt hierdoor in de problemen, met een dramatische afloop tot gevolg. Het boek schetst het studentenleven in de jaren zestig van de vorige eeuw waarin rangen standen nog gelden en de macht van hoogleraren onaantastbaar is. Het verhaal bevat veel autobiografische elementen van de auteur, aangevuld met veel kunsthistorische exposés en een dosis fictie.