Samenvatting
Een groot deel van de Nederlandse kunst uit de zeventiende eeuw werd speciaal besteld. Het was opdrachtkunst. De opdrachtgevers hadden daarmee grote invloed op de kunstproductie. Hun artistieke verwachtingen en smaak bepaalden een groot deel van wat we nu als de Gouden Eeuw van de Nederlandse schilderkunst beschouwen. Maar wat de grote opdrachtgevers precies van kunst vonden, en waarom, is nog nooit onderzocht. Dit boek brengt daar verandering in. Het beschrijft hoe de artistieke verwachtingen van twee van de machtigste Nederlanders van de zeventiende eeuw, de Amsterdamse burgemeesters en de broers Cornelis en Andries de Graeff, bepaalden hoe de boogvelden in het belangrijkste gebouw van de stad, het huidige Koninklijk Paleis op de Dam, versierd zouden worden met schilderijen van Rembrandt, Jan Lievens en Jacques Jordaens. Maar niet alles liep zoals ze hadden gehoopt. [Quotes] Kolfins zorgvuldige onderzoek leidt tot een grote verrijking van onze kennis en tot verrassend nieuwe inzichten over deze bijzondere schilderijencyclus in het Paleis op de Dam. Eric Jan Sluijter, prof. em. kunstgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam Kolfin toont aan dat ‘close study’ van deze bijzondere reeks zeventiende-eeuwse schilderijen een schat aan nieuwe inzichten oplevert, vooral over de onverwacht grote invloed van de artistieke en politieke invloed van de opdrachtgevers op het eindresultaat. Dat is niet alleen van onschatbare waarde voor onze kennis van de schilderijen zelf, maar het vergroot ook ons begrip van het Koninklijk Paleis als geheel. Alice Taatgen Ma, Hoofdconservator Koninklijk Paleis