Fragment
De Morinen leven dicht bij de natuur
Morinië, ‘ravagée par le fer et le feu’, we kunnen het niet beter omschrijven in het Vlaams, wordt voortaan een onderdeel van de provincie van de Atrebaten. Cotta en Sabinus denken dat ze de Morinen definitief verslagen hebben. Ze hebben het bij het verkeerde eind. Terwijl Caesar nieuwe troepen aan het rekruteren is in Italië, gonst het van de bedrijvigheid in de Morinische wouden. De verschillende lokale stammen mobiliseren 240.000 strijders. Onder hen zien we een contingent van 25.000 Morinen. Die hoeveelheden illustreren perfect hoe intens onze streken al bewoond worden pakweg 2.000 jaar geleden. Als Caesar terugkeert, maakt hij hoe dan ook korte metten met de geconfedereerde stammen. De Morinen leven dicht bij de natuur. Ze bebouwen de grond en ze kweken dieren. Ze verbeteren hun landbouwgrond met mergel en kweken massaal ganzen en varkens. Van hun ganzen produceren ze delicatessen die door de fijnproevers in Rome erg gesmaakt worden. De oude Belgen hebben honingbijen die zorgen voor honing en uit de gefermenteerde honing wordt een likeur gestookt die ze ‘mede’ noemen. Ze drinken al cider, eten tarwe- en gerstebrood. Vlas wordt geweven en er is sprake van een echte zoutproductie in de zoutziederijen die we nu nog altijd terugvinden in de buurt van Dunkerque. De kustmensen bezitten een echte vloot die bestaat uit lichte boten die met leder worden bekleed en waarmee ze de natuurkrachten van de Noordzee bekampen. De bevolking voedt zich vooral met vis die gaar gemaakt wordt in een mengsel van veengrond. Ze drinken regenwater dat ze opvangen in grote tonnen die bij de ingang van hun huizen opgesteld staan. Morinië telt uitgestrekte bossen en de moerassen worden omzoomd door krachtige eiken.
Sint-Aldowin en zijn vriend, de smid Elooi
In de 4de eeuw noteert Sint Paulin, een schrijver van St.-Victrice, dat de Morinen echte steden hebben en ook eilanden en bossen. Victor Derode vindt het verdomd spijtig dat de man vergeet van namen te noemen. De nederlaag tegen de Romeinen zindert lang na in de zeden van de verslagen bevolking, maar met het verstrijken van de jaren verdwijnen de Italianen uit de regio. In de 5de eeuw is er geen sprake meer van Romeinen en in de 6de eeuw stuurt St.-Remi een zekere St.-Antimond naar Morinië met de bedoeling om de Morinen te bekeren tot het christendom. De Sinten zijn de mening toegedaan dat die Morinen nog weinig te maken hebben met echte mensen maar dat ze straks, dank zij hun predikwerk, niet zo ver meer verwijderd zullen zijn van hun God. De naam ‘Vlaanderen’ mag dan wel vermoedelijk bestaan van voor de 5de eeuw, toch staat die pas in 678 voor het eerst neergeschreven. In een boek dat Sint-Aldowin schrijft over het leven van zijn vriend, de smid Elooi. De Morinen en de Vlamingen hebben dus een gemeenschappelijke band. ‘Waarom zouden ze zichzelf anders als één natie beschouwen?’ Derode vraagt het zich al dan niet terecht af. Hij verwijst naar de graaf van Vlaanderen die zichzelf betitelt als ‘Princeps Morinorum, Satrapa Morinorum…Comes Morinorum’. Ook in Terwaan, de hoofdstad van de Morinen is er sprake van gelijkaardige inscripties. We stappen nu over naar de Nerviërs. De kuststreek tussen Calais en Antwerpen wordt in de bronnen nu en dan bestempeld als de ‘Nervicanus Tractus’. Caesar weet te vertellen dat ze in zijn tijd een koning hebben die Boduognat heet en dat 60.000 gewapende Nerviërs zich aan de boorden van de Samber hebben geconcentreerd. Hij verjaagt ze naar het gebied van de Menapiërs dat onder de jurisdictie van de Morinen valt. Hier stampt de nieuwe bevolking de stad Belle uit de grond. Volgens de historicus Lesbroussart bouwt Caesar zelfs een kasteel in Gent om de Menapiërs en de Nerviërs van elkaar gescheiden te houden.
Bagacum Nerviuorum, de hoofdstad van de Belgen
Waar komen ze vandaan die Nerviërs? De beroemde Peutingerkaart uit de Romeinse tijd toont dat er Nerviërs wonen aan de Zwarte Zee en rond de Donau. De banden tussen de Nerviërs in onze streek met die in het oosten zijn niet echt duidelijk. Die bij ons pronken hoe dan ook met hun Germaanse afkomst en dat ze een totaal ander volk zijn dan de tamme Galliërs. Voor de komst van Caesar hebben de Nerviërs vier steden. Oppida. Het zijn Asse en Elewijt in de buurt van Brussel en de Henegouwse plekken Binche en Blicquy. De Romeinen willen dat de Nerviërs hun administratie concentreren in één enkele civitas en wijst die toe aan Bavay. In de kronieken omschreven als Belgis, de oudste stad van België. De Romeinse benaming ‘Bagacum Nerviorum’ kan inderdaad verwijzen naar een link met de Belgen. Enkele eeuwen later zal de hoofdstad van de Nerviërs zich verplaatsen naar Kamerijk, het latere Cambrai. Zie. Nu komen nu we terecht bij de Menapiërs. Julius Caesar heeft het over 9.000 Menapische krijgers die het tegen hem opnemen. Beduidend minder dan de Nerviërs en de Morinen. Het is een vreemd en wat decadent volk dat nogal wat rondzwerft. Ze doen een beetje denken aan nomaden. Ze worden opgemerkt in Morinië, maar net zo goed sturen ze een kolonie naar Ierland. Dan zijn ze weer in Luik en later gaan ze zich opnieuw moeien met de Morinen. Hun doen en laten doet wat obscuur aan in onze Vlaamse geschiedenis. Er bevinden zich inderdaad Menapiërs aan weerszijden van het kanaal. Maar waar komen ze eigenlijk vandaan? Westfalen. Caesar vertelt dat de Menapiërs hun gronden en hun kastelen hebben aan weerskanten van de Rijn. Een andere historicus positioneert hen langs de Maas en de Schelde. Het wordt duidelijk dat de Menapiërs Germaans van oorsprong zijn en dat ze de gebieden zijn gaan bezetten die ze Vlaanderen noemen.
De Menapiërs wonen graag bij het water
Acht eeuwen lang blijven ze gesetteld langs de grote stromen en worden ze bestuurd door een reeks van onafhankelijke prinsen. Uiteindelijk vestigen ze zich eveneens in de maritieme regio van Vlaanderen. Op welke plekken worden ze verder nog aangetroffen in de geschiedenis? De prediker Chrysolius en zijn collega’s die de regio van Rijsel evangeliseren doen dat in Menapië. Dat schrijven ze toch. Menapië strekt zich ongetwijfeld uit tot aan de Leie en zelfs verder want Cassel wordt geciteerd als een versterkte stad van de Menapiërs, Castellum Menapiorum. In de geschriften van de eerste christelijke eeuwen treffen we maar al te vaak woonplaatsen in Morinië en in de kuststreek van Vlaanderen aan die toebehoren aan de Menapiërs. We fronsen de wenkbrauwen bij de lijst van plaatsen waar de Menapiërs huis hielden? Gent, Doornik, Torhout, Roeselare, Nieuwpoort, Watten, Wormhout, Cassel, Lederzeele, Bourbourg, Bergues, Veurne, Ieper, Rijsel, Doornik. Het eiland van Walcheren. Victor Derode vraagt zich af of de Teutonen en de Usipeten de Menapiërs niet gewoon verjaagd hebben van de oevers van de Rijn. Hebben ze met geweld de regio hier ingenomen? Of zijn er onderhandelingen en verdragen aan te pas gekomen om een deel van hun grondgebied op te geven? De Menapiërs wonen bij voorkeur bij het water. In de veiligheid van jonge bossen, waar ze zich kunnen verbergen. Net als de Galliërs, zijn ze oorlogszuchtig en hoe dichter we de kust benaderen, hoe onverschrokkener ze worden. Links aan hun heupen dragen ze een zwaard als wapen met zich mee. Samen met een groot schild, een speer en ook de ‘meris’, een soort van spies. Sommigen zijn voorzien van een boog, een slinger en een speer. Hun voeding bestaat uit zuivelproducten en verschillende soorten vlees. Vooral gepekeld varkensvlees. Hun huizen zijn opgetrokken in hout met een vrij hoge dakconstructie. Het is een volkje dat hard werkt en zich eerder teruggetrokken opstelt.
De Menapiërs zijn de weight watchers van hun tijd
Lui zijn, wordt niet echt geapprecieerd. Elk jaar wordt de taille van de burgers opgemeten en wie te zwaar wordt, kan zich verwachten aan een boete. De ‘Weight Watchers’ van hun tijd. Ze hebben een totaal ander karakter dat de Morinen. 29 jaar voor het begin van de nieuwe tijdrekening staan de Menapiërs bekend als trouwe onderdanen van de Romeinen, terwijl de Morinen blijven zorgen voor moeilijkheden. In het jaar 50 blijkt de situatie echter veranderd. Lepidus krijgt de opdracht om het gebied van de Menapiërs en de Morinen te beschermen. Het impliceert dat er een fusie moet hebben plaatsgegrepen tussen de beide volkeren en dat ze nu allemaal als ‘Galliërs’ worden beschouwd. Wanneer Constantius I Chlorus, (292-306) de junior-keizer over het Westelijke deel van het Romeinse rijk, de Rijn achter zich laat om met een machtig leger de noordzeevloot te komen versterken, valt hij Boulogne binnen dat op dit moment toebehoort aan de Morinen. Van daar trekt zijn expeditieleger door de verzopen gebieden van Menapië. Sinds 270 hebben zware stormvloeden er voor gezorgd dat hele gedeelten van de Westhoek onder water staan. De Duinkerke II transgressie is volop aan de gang. Eumenius schrijft het in zijn vermaarde lofrede voor Constantius. Het westland is overrompeld door het water. Hij beschrijft zijn huiveringwekkend gevoel dat het hier straks allemaal zal verzwolgen worden door de Noordzee. In de moerassen van Morinië bevinden zich meer dan 300 vlottende eilanden.
De Looweg bestaat al van voor de Romeinse tijd
In het jaar 806 bezetten de Menapiërs het land tussen de Aa en de Schelde. De Morinen huizen westelijk van de Aa. In 847 behoort de abdij van St.-Bavon tot het Menapische grondgebied. In 860 zien we Nieuwpoort in de Mempiscus Pagus. Tussen Lo en Veurnambacht richting Bergambacht ligt er een erg oude verbindingsweg. De ‘Looweg’ zo schrijven ze in 1865, loopt parallel met het waterrijke kustgebied van de ‘Wateringues’ en kiest de hoogst gelegen gronden via Hondschoote om dan in Bergues verder te slingeren naar Dringham en Crochte. Enkele specialisten vermoeden dat de Looweg aangelegd werd door de Germanen nog voor dat de Romeinen in onze contreien zullen binnenvallen. Ze merken op dat de wegen die aangelegd worden door de Romeinen achteraf het adjectief ‘straete’ met zich meekrijgen. Kijk maar naar Steenstraete. De Romeinse wegen passen in een welbepaald stramien en daar maakt de naamgeving een belangrijk onderdeel van uit. ‘Waarom heet de Looweg eigenlijk niet de Loostraete of de Loosteenstraete?’ Ze vragen het zich af. Alleen al de naam ‘Looweg’ is op en top Germaans. Bovendien valt de Looweg volledig buiten het systeem die de Romeinse ingenieurs voor ogen hebben bij de bouw van hun wegennet. En zo blijft het een open vraag of die verbindingsweg ooit het werk is geweest van de Menapiërs, of van de Saksen of andere nationaliteiten die ooit in het bezit zijn geweest van onze kuststreek.
De stichting van Sweveghem en Swezezele
De schrijver beslist om het later over de Saksen te hebben en concentreert zich nu op de Sueven. In het jaar 14 zou keizer Tiberius een aantal kolonies Sueven naar de regio van Kortrijk hebben gestuurd waar ze ‘Sweveghem’ en ‘Swevezele’ stichten. De invoer van die Germaanse volkeren moet de volgende eeuwen trouwens een vervolg gekregen hebben, want als Sint-Elooi in de 7de eeuw komt prediken in de regio van Kortrijk en Brugge, heeft hij tolken nodig om zich verstaanbaar te maken. Er blijken trouwens ook Sueven te wonen in Zeeland. Maar wie zijn ze eigenlijk? Caesar heeft afgerekend met de Franken in Germanië en betitelt die eigenlijk als ‘Sueven’. Zou het kunnen dat Franken en Sueven synoniem zijn van elkaar? De Rutheniërs, Menapiërs, Nerviërs, Morinen en de Saksen in Vlaanderen hebben allemaal één ding gemeen. Ze zullen 400 jaar de Romeinse dominantie moeten ondergaan. Tot diep in de 5de eeuw. Victor Derode wil even stilstaan bij die fameuze Romeinen. Slechts twee volkeren zijn er in geslaagd om blijvende sporen van hun passage achter te laten. Dat zijn natuurlijk de Saksen die hun taal en hun gewoontes hebben nagelaten. Twintig eeuwen later zijn zowel de taal als de zeden van de Saksen hardnekkig blijven hangen. Kijk maar naar de namen van zo veel locaties in onze streek. De Romeinen van hun kant laten vooral hardware achter in Vlaanderen en de omringende provincies. Tempels, theaters, aquaducten, versterkte kampen, grafstenen, wapens, medailles, muntstukken, kunstvoorwerpen. Hun fossiele resten getuigen van hun buitengewone intelligentie. Er is natuurlijk de bemerking dat de vondst van Romeins geld of militaire voorwerpen op zich geen bewijs levert dat ze werkelijk ooit op die plekken zijn geweest. Ze kunnen het gevolg zijn van een betalingstransactie of zelfs diefstal en vervreemding. Zo zijn er ooit in het centrum van Germanië Romeinse muntstukken gevonden, en dat terwijl het bewezen is dat de Romeinen er nooit geweest zijn.
Een massa Romeinse overblijfselen in de Westhoek
Vondsten te over in onze streek trouwens. Romeinse overblijfselen in Poperinge, Watou, Nieuwkerke, Rumbeke, Wervik, Merville, Estaires, Merkem, Watten, Bollezeele, Cassel, Belle, Quaedypre en op zoveel andere plaatsen in de Westhoek. Het meest indrukwekkende souvenir van de Romeinse aanwezigheid, zijn natuurlijk de besteende straten die in ons land werden aangelegd. In 1865 zal de aanwezigheid van die Romeinse heerwegen natuurlijk nog wel duidelijker zijn dan in de 21ste eeuw. Hoe dan ook, in de 19de eeuw zijn veel van die oude wegen al afgesleten en getaand onder het gewicht van de jaren. Hier en daar aangevuld en hersteld met zand en steenslag. De taluds zijn hier en daar al verdwenen. De restanten van die Romeinse pareltjes zijn aan het verdwijnen. De vergetelheid van de tijd dreigt. Straks zullen ze definitief verdwenen zijn in het grijs van de tijd. Toch zijn we er in geslaagd om een vrijwel complete reconstructie te doen van het Romeinse wegennet in maritiem Vlaanderen. Vooral de kaart die Peutinger heeft achtergelaten, toont zich van groot belang. Zeven steenwegen worden er aangelegd. Ze vertrekken allemaal vanuit één centraal punt waar de Romeinen een versterkt kasteel hebben gebouwd; de Casselberg, met zijn hoogte van 176 meter, zowat de hoogste plek van de Westhoek. De eerste weg slingert zich richting Duinkerke via Hardifort en Wylder, een andere naar het oosten via Ledringhem en Spycker. Een derde weg vertrekt naar Watten dat in die tijd een Romeinse divisie herbergt. Een vierde weg komt voorbij in Bavinchove om in Ebbelinghem aan te komen. Er zijn de wegen naar Wallon-Cappel en naar Caestre en Estaires. De zevende steenstraat, die naar Steenvoorde, vervolledigt het ‘septemvium’ dat aantoont hoe belangrijk de streek en vooral de stad van Cassel, Castellum Morinorum of Menapiorum, wel is voor de Romeinse bezetter. De ‘Itinerarium Antonini’, een Romeinse reisgids uit de 3de eeuw is vrij karig met de vermelding van steden in onze regio. Ze moeten er wel zijn in die tijd, maar de namen blijven in de luwte.
Zoudcote, de Zoutkant, Zuydcoote
Zoutcote, de zoutkant, later bekend geworden als Zuydcoote, moet al bestaan. In het jaar 121 wordt hier al het christelijk geloof gepredikt. Mardick, de haven en de Romeinse nederzetting. De golf van Itius die de vloot van Caesar herbergt en waarvan de Aa zowat het ultieme overblijfsel van is. Van dat laatste is Derode niet zo zeker. Een zekere M. Goutier van Sint-Winoksbergen heeft een bijzonder gestaafde mening dat Portus Itius, de haven van waaruit Caesar vertrok voor zijn invasie van Engeland, zich op Vlaamse bodem bevindt. In de geschiedenis van Nieuwpoort van René Dumon, vinden we een identieke claim terug. Goutier laat zich leiden door de Vlaamse historicus Van Vaernewyck die in de 16de eeuw pretendeert dat Portus Itius zich op zowat 3 à 4 mijl van Nieuwpoort bevindt. Sanderus schrijft ook iets in diezelfde richting en preciseert dat de haven in 1260 door de golven zal worden verzwolgen. De Latijnse fysionomie van Spycker (Spicarium), Ledringhem (Leodedringae mansiones), Caestre (Castrum) en van Flêtre (Fletrinium) verraadt dat de locaties al bestaan in de Romeinse periode. Ook Belle, Cassel, Watten en Minariacum of Stegrae (Estaires of Pont d’Estaires) zijn er al. De schrijver vergeet Wervik, Viroviacum te vermelden. Of Ypra al bestaat is niet duidelijk. In Morinië wordt in de derde eeuw al volop het evangelie gepromoot door Victoricus van Amiens en door Sint-Fuscien die het territorium van Terwaan platlopen met hun blijde boodschap. De Romeinen houden zich strikt aan hun wetten en regels maar doen zelf niet de minste inspanningen om de zeden van de lokale bevolking in de juiste banen te leiden. Maar ze houden de predikers ook niet tegen. Keizer Constantijn de Grote zorgt er zelf voor dat de heilige mannen bescherming genieten. We spreken over het begin van de 4de eeuw.
Reims kiest Terwaan als kerkelijk bastion in Morinië
Tijdens zijn regeerperiode komen de kerkelijke structuren in Gallisch België tot stand onder druk van de kerken van Trier en Reims die gelden als centra van het vroege christendom. Reims kiest Terwaan als zijn lokaal bastion in Morinië. Het stuk van Germanië dat de Romeinen hadden weten te veroveren, zijn ze ook het eerst weer kwijt aan de barbaren. De breuk aan de grenzen, vergelijk het met een dijkbreuk, zal voortaan zorgen voor een onophoudelijke reeks invallen van vijandelijke volkeren. De Goten en de Vandalen. En ook vanuit eigen middens wordt er aan de Romeinse stoel gezaagd, want met die generaal Belisarius was het absoluut niet zeker of hij nu voor of tegen de Goten acteert. Hoe dan ook; de Romeinse reus is bij het aanbreken van de 6de eeuw zo goed als geïmplodeerd. Het brengt ons bij de Franken. De schrijver wil zich focussen op de Franken in de Westhoek. Hij wil echter nog kwijt dat het niet de eerste keer is dat de Franken hun handen wilden leggen op het latere Frankrijk. In het jaar 211 werden ze nog teruggedrongen na aan veldslag dicht bij Mainz. Maar ze blijven terugkeren en in 262 zijn ze al doorgedrongen tot in Spanje en zelfs tot in Italië. In 292 krijgen ze er opnieuw van langs maar ze blijven Constantinus en zijn zoon bestoken in de periode 340-350. Vanaf de 4de eeuw zijn de Franken één pot nat geworden met de Saksen en zorgen ze voor voortdurende vernielingen aan de Vlaamse kust. Ze maken zich meester van Cambrai waar ze de bevolking afslachten om dan achteraf de hele streek tot aan de Somme af te dweilen. De dappersten van alle volkeren houden nu een deel van de kuststreek van Morinië bezet. Ze worden gesignaleerd in Boulogne, tussen de grenzen met Gallië en het gebied dat door de Saksen bezet wordt. Rome wordt in 410 door de Germaan Alaric ingenomen en geplunderd.
Pharamond, de eerste koning van de Franken
‘Over and out’ is het met de Romeinen en ook in onze streek brengen de Franken nu de finale laatste slagen toe aan de eeuwenlange Italiaanse bezetting. De macht ligt nu bij Pharamond, de chef van de Franken die Doornik uitkiest als zijn hoofdkwartier. In 447 verjagen ze de Saksen uit Cambrai en komt Meroveus, de tweede koning van de Franken aan de macht. Wie nog overgebleven is van de Romeinen, Goten en Visigoten, wordt verjaagd uit de streek van Terwaan. Wat voeren de Franken uit bij ons? Het lijkt niet helemaal duidelijk. Er staat weinig neergeschreven over die periode. De geschiedenis laat ons wat in de steek. Vermoedelijk zullen de nieuwe bezetters volop gebruik maken van de Romeinse steenwegen om alle steden binnen te vallen. En Terwaan is al helemaal geen probleem. Hier maakt Chararik zijn hoofdstad. Het gebied van deze Frankische koning strekt zich uit van het zuiden bij Montreuil tot aan Nieuwpoort in het noorden en van de monding van de Canche tot aan de Leie. Heel maritiem Vlaanderen dus. 100 km verderop, in Cambrai, zwaait er in het jaar 496 een andere Frankische koning de plak. Hier is er sprake van een zekere Regnacaire.
Al dat gedoe met de Heilige Hrievuldigheid
De discipline van de Romeinen is omgeslagen in een maatschappij waar de zeden ver te zoeken zijn. Al dat gedoe over de Heilige Drievuldigheid wordt door die nieuwe Franken, als heiligschennis beschouwd. De Germanen beschouwen het zoontje en de heilige geest in geen enkel geval als een onderdeel van hun God. Een reeks concilies, waaronder die van Nicea in 325 hebben de tweespalt binnen de kerk niet kunnen oplossen. Het heilige vuur van de prediking is zowat stil gevallen en zorgt tijdens de 5de eeuw voor een ‘revival’ van het heidendom en de barbarij. De kentering komt in 481 als de 15-jarige Clovis zijn vader in Doornik opvolgt als koning van de Franken en zich onder druk van zijn vrouw Clothilde laat bekeren tot het echte christendom. Op tien jaar tijd maakt hij brandhout van al de Frankische stammenvorsten die elk een stuk van dat vroegere Romeinse rijk in hun bezit hebben genomen. Chakarik van Terwaan valt in het jaar 488 in de handen van een meedogenloze Clovis en wordt samen met zijn zoon onthoofd. De vrienden van Regnacaire willen hun vriend Chakarik wreken, maar dat breekt hen zuur op. Ze moeten vluchten naar de ‘Littus Saxonicum’, waar ze asiel krijgen terwijl Clovis met succes heel Vlaanderen overneemt. De Westhoek is, net zoals grote delen van Frankrijk in de handen gevallen van de nieuwe sterke man van Doornik die trouwens in 507 verhuist naar de nieuwe hoofdstad Parijs. De dynamische en energieke Clovis zorgt ervoor dat het christendom weer volop ruimte krijgt bij ons. In 511, het jaar van zijn dood, organiseert hij een concilie in Orleans en zorgt hij voor een fusie tussen de staat en de kerk. Geloven in God wordt voortaan verplicht door de wet. Van bescheidenheid hebben de Franken trouwens weinig last.
De pagus Mempiscus versmelt met de pagus Flandrensis
In 511 lezen we in het nieuwe Salische wetboek dat deze ‘übermenschen’ sterk zijn met de wapens, vredevol en eerlijk zijn, ‘corpore nobilius et incoluminus’. De Franken beschouwen zichzelf als perfecte mensen. Korte tijd later zal Terwaan het hoofd worden van een nieuw bisdom. Na de dood van Clovis in 511 krijgen zijn zonen Theuderik, Childebert, Clodomer en Clotarius elk hun stuk van de grote taart. Laatstgenoemde Clotarius is 15 als hij baas wordt over de gebieden ten noorden van Somme en daardoor ook Morinië onder zijn controle krijgt. Het deel dat stilaan aan het uitgroeien is als Vlaanderen. In geen tijd ontstaan er conflicten tussen de zonen over hun respectieve grondgebieden. Victor Derode beslist om hier niet dieper op in te gaan. Met het aantreden van Clovis II komt vooral zijn echtgenote Bathildis in beeld. We spreken over de periode rond de jaren 650. Zelf ooit nog het slachtoffer geweest van vrouwenhandel, heeft ze zich weten op te werken tot koningin van de Merovingers, de Franken die heersen over onze gebieden. Na het overlijden van Clovis wordt ze zelf regentes voor haar minderjarige zoon Clotarius de 3de. Het is de tijd van bisschop Eligius die het bisdom van Doornik onder zijn bevoegdheid krijgt en van Sint-Elooi, de apostel van Vlaanderen. De kerstening van Vlaanderen etaleert zich in de stichting van een reeks abdijen. Vooral die van Corbie, de abdij die eeuwen lang grote stukken bossen en gronden zal bezitten in de Westhoek, springt in het oog. Bathildis wordt als dank voor haar bewezen hand- en spandiensten voor de kerk na haar dood heilig verklaard. De pagus Mempiscus is stilaan aan het versmelten met de pagus Flandrensis. Het graafschap Vlaanderen komt tot stand in de 9de eeuw. Honderd jaar later is de graaf van Vlaanderen de belangrijkste van de 12 ‘pairs’, vazallen van de koning van Frankrijk. De naam ‘Franken’ heeft ondertussen de plaats geruimd voor de term ‘Fransen’. In deze nieuwe wondere wereld zien we Mommelinus en Winox die de streek van Sithiu gaan evangeliseren.
×