Samenvatting
De mailboten die tussen 1850-1940 Nederland en Nederlands-Indië bevoeren, vormden een microkolonie: een gecomprimeerde versie van de koloniale samenleving. Tijdens de zeereis zaten witte nieuwkomers, ervaren reizigers en het inheemse (scheeps)personeel gedurende meerdere weken onder wisselende weersomstandigheden op een beperkte oppervlakte met elkaar opgescheept. Geen wonder dat er veel romans en korte verhalen zijn geschreven over het leven aan boord, verhalen vol extreme emoties, harde botsingen en bijzondere lotsverbindingen. Aan de hand van een analyse van 43 reisverhalen laat Coen van ’t Veer zien hoe in de contact zone van het schip de koloniale identiteit wordt gerepresenteerd en geconstrueerd. De idealen die hierbij een rol spelen, bewegen mee op de golven van het koloniale politieke getij. Op subtiele wijze laten deze koloniale mechanismen nog steeds hun sporen na in onze postkoloniale samenleving.