Fragment
Als ik op een middag bij mijn vriendje Tonnie vandaan loop, is er aan het einde van hun straat iets aan de hand. Vier Duitse soldaten en een man in een regenjas, staan voor het huis van onze tandarts. Het zijn niet ònze Duitse soldaten. Ze hebben andere uniformen aan, helmen op en elk een geweer bij zich, behalve de man met de regenjas. Die gaat het huis binnen en even later komt het gezin van de tandarts met hem naar buiten. Vader, moeder en hun jongen. Ik sta in een hoekje achter een muurtje. Andere mensen blijven staan, ook om te kijken. De man met de regenjas duwt de tandarts voor zich uit en doet dat ook met de jongen. Maar die verzet zich en wil zich niet laten duwen. Hij zegt wat tegen de man. Die geeft hem een harde stomp tegen z'n hoofd. De jongen valt op de grond en als hij opkrabbelt krijgt hij een schop toe. En dan moeten ze alle drie mee. Ze zijn joden. Ik ren naar huis, zo hard ik kan.
×