Samenvatting
Het verlangen naar samenhang is even begrijpelijk als gevaarlijk. In politiek en bestuur komt het streven naar samenhang al decennialang tot uiting in integraal beleid. Er zijn integrale aanpakken, integrale plannen, integrale programma’s en integrale akkoorden. De term is onveranderd positief en er gaat een grote vanzelfsprekendheid van uit. Wie kan er nu tegen integraliteit zijn? In De integrale staat laat bestuurskundige Paul Frissen overtuigend zien dat deze houding niet alleen theoretisch problematisch is, maar ook politiek gevaarlijk. Als de staat samenhang wil opleggen aan de wereld, bepaalt de politieke meerderheid wat die samenhang moet zijn, en daarmee welk verschil er wél en vooral ook welk verschil er niet mag zijn. Frissen bekritiseert ook het hedendaagse streven naar diversiteit en inclusie: deze begrippen zijn met elkaar in tegenspraak. Inclusie wil al het gelijke insluiten, maar sluit het niet-gelijke daarmee juist uit. Een door de staat opgelegde samenhang is politiek-filosofisch strijdig met de gebrokenheid van de wereld. De wereld is onvoltooid, onbepaald en onvolmaakt. En ze moet dat vooral ook blijven. Paul Frissen (1955) is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur in Den Haag en emeritus hoogleraar bestuurskunde aan Tilburg University. Eerder publiceerde hij onder meer De staat van verschil (2007), De fatale staat (2013), Het geheim van de laatste staat (2016) en Staat en taboe (2018).