Samenvatting
Als ik bij Wat Thammikarat aan kom fietsen, stapt er een meisje van een jaar of tien gekleed in een schooluniform naar voren en wijst mij met een gebaar alsof de hele tempel van haar is, een plek aan waar ik mijn fiets moet parkeren. Als ik niet meteen gehoorzaam komt ze opnieuw naar me toe en wijst nogmaals en nu dwingender, de plek aan waar die fiets moet staan en voegt daar luider en gebiedend aan toe: 'Park your bicycle there! No, not here! I say thére!!' en weer wijst ze naar de plek waar ze mijn fiets wil hebben. Een schooljuf in de dop! Nadat ik mijn fiets geparkeerd heb komt ze voor de derde keer op me af en zegt: 'I show you tempel.'
'Vooruit. Laat maar zien.' Hierop begint ze een verhaal af te ratelen waar ik slechts de woorden tempel en koning van versta. Halverwege het verhaal stopt de parkeermeesteres echter onverwacht en rent weg in de richting van een groepje toeristen dat juist komt aangelopen. Ongetwijfeld ziet ze meer brood in hen dan in mij. De zeven overgebleven scholieren nemen nu tegelijk en door elkaar het verhaal over.
'No guide,' zeg ik daarom. 'I have guide!' en ik houd mijn reisgids waar alles in staat omhoog. Een van de jonge gidsjes, een volhoudster, blijft me echter volgen. Verderop komen we bij een levensgroot, zwart, stenen beeld van een zittende man met een klein petje op, een beker in zijn rechterhand en een staf in zijn linkerhand. Om het beeld heen staat een verzameling van honderden stenen hanen in allerlei maten. Ik krijg te horen dat het de een of andere koning is, welke versta ik niet, zelfs niet als ik de naam tweemaal laat herhalen. Wel weet mijn jonge gids te vertellen dat deze koning gek was op hanen, iets wat de indrukwekkende verzameling hanen lijkt te bevestigen.
'Ging zijn liefde uit naar kukelende hanen of naar hanen in de pan?' vraag ik, maar het antwoord gaat de mist der onverstaanbaarheid in en evenals de parkeerwachtster snelt ze, bij het zien van een paar andere toeristen, weg in de hoop bij hen een beter gehoor en minder lastige vragen te krijgen.
Dit fragment is tekenend voor de onnavolgbare vertelkunst van Frank van Rijn, waarbij zijn relativerende humor het doorgaans wint van de tegelijkertijd zo avontuurlijke belevenissen tijdens zijn reizen door de boeddhistische wereld van Thailand, Laos en Cambodja.