Samenvatting
Dit boek behandelt de geschiedenis van de Groninger Faculteit der Rechtsgeleerdheid (1596-1970). In de goede juridische traditie wordt eerst nagegaan, wat onder een faculteit wordt verstaan. Wie mochten zich lid van de faculteit noemen? Hadden de studenten iets te vertellen? Wat was de leerstof? Waarom heeft de geboorte van de Groninger faculteit achttien jaar eerder plaats dan die van de Groninger universiteit? En waarom houdt het boek in 1970 op? Op deze en dergelijke vragen hoopt het boek een antwoord te geven. Aan de orde komen onder andere de langzame afbrokkeling van de positie van het Romeinse recht, het Natuurrecht, de komst van de wetboeken, de afschaffing van het Latijn, de late ontplooiing van het publiek recht, de wederwaardigheden tijdens de Franse en Duitse overheersing, de loten die aan de juridische stam zijn ontsproten: Sociologie, Economie, Polemologie, Criminologie en de verzelfstandiging van de eerste twee, de toelating tot de meesterstitel van notarissen en fiscalisten, de komst van de niet-gymnasiasten, de verhouding tussen onderwijs en onderzoek en ten slotte de aanzet tot de democratisering van het bestuur, die in 1970 haar beslag krijgt in de Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB). De schakels der gebeurtenissen worden gevormd door leven en werk van de gewoon hoogleraren. Voor zover dat mogelijk was, is hun portret afgebeeld. Toch hoopt het boek meer te laten zien dan enkel hun Groninger loopbaangeschiedenis. Gepoogd is duidelijk te maken waar de Groninger hoogleraren stonden in de stromingen en controversen die hun vak beheersten in de tijd waarin zij dat onderwezen: mos italicus en mos gallicus, Romeins recht en Natuurrecht, Begriffsen Interessenjurisprudenz, legisme en vrije rechtsvinding, de klassieke en de moderne richting in het strafrecht, staatsrecht en bestuursrecht, de inductieve en deductieve methode in de staathuishoudkunde, etc. Door deze opzet hoopt het boek behalve een geschiedenis van de Groninger juridische Faculteit tevens een beknopte geschiedenis te zijn van het recht in Nederland.