Fragment
Treeske zat op haar slaapkamertje en rook de geur van verbrand papier. Ze liep de huiskamer in, waar haar stiefmoeder naast de kachel zat. Zeer doelbewust met een haast satanisch genoegen schoof ze de tekeningen van Treeskes moeder in het vuur. Steeds wachtte ze even, tot de rode gloed bijna was gedoofd en de tekeningen verkoold opkrulden tot dunne flinters. Dan gooide ze een nieuw stapeltje tekeningen, houtskoolschetsen, ontwerpen van meubels, zelfs haar olieverfschilderijen, alles en alles, smeet ze in het vuur.
'Wat doe je?' vroeg Treeske, naar adem happend.
'Opruimen, hier heeft niemand meer wat aan.'
'Maar die zijn van mij, van ons?'
'Wie zegt dat?'
Doodstil bleef Treeske staan, innerlijk verscheurd, trillend van woede. Niet in staat een woord uit te brengen door dit grote onrecht.
×