Samenvatting
Het verhaal van De gouden eeuwen van Andalusië begint in de achtste eeuw, als een jonge balling, de laatste erfgenaam van een Arabische dynastie, in Spanje het koninkrijk al-Andaloes sticht. Andalusië zou gedurende bijna acht eeuwen het beste van moslims, joden en christenen verenigen. Het betekende het begin van wereldse poëzie, van een adembenemende bouwkunst, van inspirerende literatuur en van grensverleggende wetenschap en filosofie. De invloed op de rest van middeleeuws Europa was aanzienlijk.
De Arabische aanwezigheid in Andalusië duurde tot aan de Renaissance, toen christelijke koningen niet-katholieken verdreven of hen dwongen zich te bekeren. In 1492, als Granada als laatste stadstaat bezwijkt voor de Reconquista, komt er aan al-Andaloes definitief een einde. Wat er van rest zijn magnifieke steden als Córdoba, Sevilla, Granada en Toledo, en de in dit boek tot leven gewekte moslims, christenen en joden.
María Rosa Menocal is hoogleraar Spaans en Portugees aan Yale University en specialist in middeleeuwse Iberische geschiedenis. Zij woont in New York.