Samenvatting
Jarenlang was Kunsthandel M.L. de Boer in het Amsterdamse kunstleven een instituut. Deze befaamde zaak aan de Keizersgracht, die van 1945 tot 2006 actief was en tot 1991 werd geleid door naamgever Martien de Boer (1907-1991), functioneerde als kunsthandel én galerie. De Boer verbond de handel in de kunst uit de 19de en vroeg 20ste eeuw met het exposeren en verkopen van werk van eigentijdse kunstenaars. In het na de oorlog sterk gepolariseerde kunstklimaat, waarin abstracte en figuratieve kunst fel tegenover elkaar stonden, koos De Boer aanvankelijk voor de figuratieven, met kunstenaars als Kees Verwey en Otto B. de Kat. In de jaren zestig verlegde hij zijn focus naar de (semi) abstracte kunst van de naoorlogse École de Paris, maar een wezenlijk verschil tussen figuratie en abstractie bestond er voor hem eigenlijk niet. Of het nu ging om De Kat, Verwey, Poliakoff of Geer van Velde, wat hij zijn klanten wilde laten zien en waarderen was een vaak subtiele wisselwerking tussen het figuratieve en abstracte. Zijn 'kijklessen' stonden aan de basis van zijn succes als kunsthandelaar en galeriehouder.