Fragment
'Ha, ha! Grapjas,' merkte Fam droog op. 'Heb je nog iets om ons op te vrolijken?'
De eerste reactie van Bran was een vette grijns op zijn gezicht. Daarna volgde: 'gelukkig voel ik me overal aardig thuis.'
Deze woorden ontlokten Bans Bari de opmerking: 'oh, dus wij kunnen terug. Jij redt het in je eentje ook wel. Wat een opluchting.'
Iedereen schoot in de lach. Bran draaide zich om naar de elf, maar kwam niet meer aan een reactie toe. Vanuit zijn ooghoeken zag de tovenaar hoe over het bospad achter hen geluidloos iets aan kwam zweven. Razendsnel richtte hij zijn staf en direct daarop vloog een vurige bol het vreemde wezen tegemoet. Toen dat geraakt werd slaakte het een ijzige kreet die door merg en been ging. Vervolgens veranderde het van koers om achter de bomen aan de linkerzijde van het pad te verdwijnen. Iedereen stond aan de grond genageld door deze onverwachte gebeurtenis. Rillingen liepen over de ruggen en nekharen stonden overeind. Er was plotseling geen enkele reden tot lachen meer. “Wat moest dat voorstellen?”, vroeg Rovaly geschrokken aan Bran.
×