Fragment
Op de ochtend van 24 februari 2022 zat ook ik aan het televisiescherm en de laptop gekluisterd. President Poetin had besloten
buurland Oekraïne binnen te vallen. Een oorlog mocht het volgens de Russische leider niet heten. Wel een ‘speciale militaire operatie.’ Bij ondergetekende vochten verbazing, boosheid en ergernis om voorrang. In de voorafgaande jaren had ik Poetin steeds vergeleken met een ervaren Rubik’s Cube-speler: vaardig draaiend op drie strategische en politieke assen (tijd, locatie en escalatieniveau), maar slim genoeg om de Rubik’s Cube op z’n nachtkastje te laten staan en niet weg te gooien. Deze inschatting volgend, had ik steeds voorspeld dat Poetin het niet zou aandurven Oekraïne grootschalig aan te vallen, laat staan te willen bezetten. Al helemaal niet met een troepenmacht die – de schattingen liepen uiteen – ongeveer tweehonderdduizend manschappen zou omvatten. Historische parallellen leerden dat om een land met een kleine 45 miljoen inwoners te bezetten minstens twee tot drie keer zoveel troepen nodig zouden zijn. Blijkbaar hoopte Poetin op een snelle ineenstorting van het Oekraïense gezag als eenmaal de hoofdstad Kyiv was ingenomen.
Ik zat er naast en flink ook. Dat Rusland er niet in slaagde Oekraïne een beslissende nederlaag toe te brengen, verbaasde me minder. Dit was immers het sleutelmoment waarop Oekraïne zijn bestaansrecht als moderne nationale staat bevocht. Het land bood weerstand en stevig ook. Symbolisch voor de Oekraïense wilskracht was het moment waarop de Russische kruiser Moskva het Oekraïense contingent grenswachters op Slangeneiland opriep zich over te geven:
‘Russisch oorlogsschip: “Dit is een Russisch oorlogsschip, ik herhaal... geef je over en leg je wapens neer. Anders openen we
het vuur. Hoort u mij?”
Oekraïense grenswacht tegen collega: “Dit is het. Zal ik hem zeggen om op te rotten?”
Oekraïense grenswacht via intercom: “Russisch oorlogsschip, rot op!”’
×