Samenvatting
Ieder individu is uitgerust met een centrale kracht die hem door het bestaan heen voortstuwt. Deze impuls, deze stuwkracht, is de drang tot voortbestaan. Het is de inspanning van de kant van het organisme om voort te bestaan.
We noemen deze drang tot voortbestaan een drijfveer.
Naarmate deze drang geënturbuleerd raakt (in een toestand van opschudding of ontreddering wordt gebracht) of wordt beïnvloed door krachten van buitenaf, wordt hij ofwel onderdrukt ofwel door vermenging met de doelstellingen van anderen verzwakt. Dat wil zeggen dat anderen hun doelstellingen aan het individu opdringen. In beide gevallen raakt de drijfveer zélf enigszins geënturbuleerd.
Naarmate de drijfveer tot voortbestaan wordt beknot en naarmate andere invloeden binnendringen of zich doen gelden - andere mensen en de normale onderdrukkers van het leven, zoals afwezigheid van voedsel, kleding en onderdak - kan deze drijfveer meer en meer geënturbuleerd raken tot een punt waarop zij nog slechts gericht is op dood of ondergang, dus precies de tegenovergestelde kant op.
De drijfveer gaat in precies dezelfde mate richting ondergang als dat zij geënturbuleerd is. Zij gaat richting voortbestaan in precies dezelfde mate als zij compleet en zuiver is.
Zo is het wanneer we het beschouwen als één drijfveer. Wanneer we deze drijfveer echter door een vergrootglas bekijken, ontdekken we dat er zich in deze ene drijfveer in werkelijkheid acht stuwende krachten bevinden, oftewel acht drijfveren.