Samenvatting
In de winter van 1240-1241 duikt vanuit de Russische steppen een allesverwoestend Tartaars leger op aan de grenzen van West-Europa. De door talloze conflicten verdeelde christelijke wereld is totaal niet voorbereid op de invasie. We maken kennis met keizer Frederik II Hohenstaufen, een van de meest opmerkelijke figuren uit de dertiende eeuw, de bejaarde paus Gregorius IX, de Hongaarse koning Béla IV en de geniale Mongoolse veldheer Batoe Khan. De christelijke legers krijgen te maken met een ogenschijnlijk ongrijpbare tegenstander, die hen keer op keer verrast. Niets of niemand lijkt de geharde en extreem gewelddadige stepperuiters te kunnen stoppen wanneer ze optrekken naar de Donau en de Weichsel.