Samenvatting
Traditioneel werkt de politie als brandjesblusser: ze probeert zo snel mogelijk de brandhaard te bereiken, blust de brand naar kunnen en wacht vervolgens op de volgende melding. Dit type agent is helaas altijd te laat. Tegenwoordig proberen agenten vroegtijdig bij de brandhaard te zijn. Sterker nog, zij zijn er het liefst nog voordat het vuur ontvlamt. De proactieve politieorganisatie wacht niet meer op meldingen van burgers, maar probeert criminaliteit vroegtijdig te voorkomen, te ontwrichten en te ontmoedigen. Tijdens proactief politiewerk beschikken straatagenten over een aanzienlijke vrijheid om naar eigen inzicht op te treden. Agenten kunnen echter niet alle criminaliteit aanpakken, alle wetten handhaven en alle mensen controleren. Ze moeten keuzes maken. Soms surveilleren ze meer in een bepaalde buurt of geven ze een jeugdgroep meer aandacht. Dit boek geeft vanuit een cultureel-cognitieve benadering inzicht in deze alledaagse beslissingen van straatagenten. In de praktijk hanteren agenten beelden van risicovolle burgers en werken zij met een selectieprofiel. Personen die naar het selectieprofiel neigen, worden eerder gecontroleerd. In plaats van zich te richten op concrete daders en gedragingen leidt dit tot (zelf)sturing op het niveau van risicopopulaties. Als gevolg zijn sociale categorisatie, status en prestige onlosmakelijk verbonden aan proactief politieoptreden. De handhaving van de openbare orde bestendigt de grenzen tussen positief gewaardeerde 'normale' burgers en de groepen die 'er niet bij horen'. Oftewel, proactieve controles reproduceren categorieën van 'gevaarlijke' buitenstaanders en marsmannetjes die een risico vormen voor de veiligheid van anderen in de Nederlandse samenleving - de binnenstaanders en 'ingeslotenen' die beschermd moeten worden. Dr. Sinan Çankaya (Nijmegen, 1982) is cultureel antropoloog. De laatste vier jaar werkte hij als onderzoeker en adviseur voor de politie Amsterdam-Amstelland.