Samenvatting
Jo Rutgers groeit op in een eenvoudig gezin in de jaren 20 van de vorige eeuw. Het gezin woont in een gebied van 'vijf huizenblokken, drie straten, een steeg en twee kaden'. In De buurt (uit 1953) verhaalt Visser over kwajongensstreken, vriendschappen en kalverliefdes ('Want wij, straatjongens, wisten van het geslachtelijke alles en tegelijkertijd niets.'), maar ook over wat een vader betekent voor een jongen. De buurt is een roman over een verloren jeugd, over vrijheid die nooit meer terugkomt, met een Groningse volksbuurt en zijn bewoners (over de meisjes Pothof: 'Zij waren geboren voor een korte, hevige wellust, en voor een lange, troosteloze ondergang') als decor en gids. Ab Visser schrijft alsof je naar een boeiend verteller in een huiskamer of café zit te luisteren: levensecht en oprecht.