Fragment
We staan daar. Zelfs jij, die elke situatie altijd onder controle had, staat daar. Geen van ons beiden zegt iets. Ik probeer mezelf ervan te overtuigen dat het echt is. Dat ik niet droom. Twee meter is de afstand tussen jou en mij. Twee meter ben ik verwijderd van de geur van je lijf. Mijn lichaam reageert als vanouds op je aanwezigheid. Ik doe een stap naar je toe maar op datzelfde moment zie ik de verwijdering in je ogen. Ik wankel. Er is een vreemde vrouw die haar arm om jou heen slaat. Ze trekt je naar binnen en gebaart mij om jullie te volgen. Mijn benen gehoorzamen haar maar mijn hoofd blokkeert.
Als ik mijn ogen open doe zie ik vaag een gezicht. Het komt me bekend voor maar ik weet niet waarvan. Iemand roept mijn naam. Ik herken de klank van de stem. Langzaam begint het mij te dagen dat ik ergens ben waar ik graag wil zijn. De verte verdwijnt. Je gezicht is vlakbij. Je kijkt bezorgd. Langs je heen zie ik een ruimte achter jou. Ik lig op een bank in een woonkamer. Felle kleuren. Ze zijn perfect op elkaar afgestemd zodat het toch niet schreeuwend overkomt. Een groot contrast met de degelijke grijze en lichtgroene inrichting die wij hadden.
“Wij?” Het woord dendert mijn hoofd binnen en veroorzaakt schokken in mijn lichaam. Ik kan er niets tegen doen. Ik voel de warmte van een hand op mijn arm en weet dat het jouw hand is. Ik hoor een stem die mij gerust probeert te stellen. Ik weet niet of ik dat wil, gerustgesteld worden. Daarvoor tollen er te veel gedachten in mijn hoofd. Gedachten over zekerheid waar ik naar verlang. En tegelijk ook niet naar verlang, ik wil alleen maar horen of het waar is wat jij in de brief schreef.
×