Fragment
Aan de overkant van de straat woonde Lucien de Loodgieter. In mijn kinderfantasie was een ‘loodgieter’ een soort alchemist, een tovenaar die misschien wel goud kon maken. Tot papa een gasboiler in de badkamer wilde installeren en Lucien om hulp vroeg. Toen bleek dat hij een kleine meneer was die hard kon vloeken en waterbuizen kon repareren door er op te kloppen.
Lucien had ook een hele dikke Mercedes. Dat was grappig want hij moest soms tussen de spaken van zijn stuur kijken om in zijn garage te kunnen rijden. Zijn vrouw Henriette was ook groot, net zoals zijn Mercedes. Lucien kwam maar tot aan haar schouders.
Of misschien was het omgekeerd en hield zij wel van kleine mannen, want ze hield ook van haar kleine poedel. Een zot beest dat vaak aan mijn been wilde schudden.
De achterzijde van hun huis keek uit op een vaag stuk land, ruw gras met wat putten en struiken en doornen en brandnetels. Goed geschikt om sprinkhanen te vangen of te voetballen of bramen te plukken of zo. En om Henriette in haar badkamer te bespieden. Want we kenden haar routine. Eerst deed ze het rolluik omhoog en dan het licht aan. Daarna deed ze haar slaapkleed uit om zich stevig onder haar oksels te wassen en met de haardroger te staan zwieren. Tussen 'licht aan' en 'slaapkleed uit' doken wij dan snel onder een struik om stillekes te liggen gluren.
×